» 

diccionario analógico

beweging, omzetting, stroming, translocatie, transpositie, verplaatsingmovimiento, traslado[Hyper.]

overhaastenachuchar, apresurar, meter prisa - bespoedigen, haasten, jachten, jagen, opschieten, opschieten!, voortijlen, voortjagen, voortmaken, zich spoeden, zich voortspoeden¡date prisa!, ¡espabílate!, abalanzarse, acelerar, acelerarse, aligerar, apresurar, apresurarse, apresurarse a, apurarse, atropellar, correr mucho, darse prisa, embarrilar, lanzarse, meter prisa, precipitarse - acelerar, apresurarse, darse prisa - afstuiven, doorsnellen, doorvliegen, ijlen, jakkeren, koersen, racen, razen, reppen, snellen, spoeden, stormen, storten, stuiven, vliegen, voorbij flitsen, zoevenabalanzarse, acelerar, apresurarse, a toda prisa ir, correr, darse prisa, ir a toda velocidad, ir corriendo, lanzarse, pasar como un rayo, precipitarse - race, rush (en)[Dérivé]

sprintcarrera - gedraaf, gedrang, gehol, gejaag, klimpartij, motorcrossarrebatiña, barullo, cachaña, confusión, correteo, lucha, movimiento, pelea, ruido, subida[Spéc.]

overhaastenachuchar, apresurar, meter prisa - bespoedigen, haasten, jachten, jagen, opschieten, opschieten!, voortijlen, voortjagen, voortmaken, zich spoeden, zich voortspoeden¡date prisa!, ¡espabílate!, abalanzarse, acelerar, acelerarse, aligerar, apresurar, apresurarse, apresurarse a, apurarse, atropellar, correr mucho, darse prisa, embarrilar, lanzarse, meter prisa, precipitarse - acelerar, apresurarse, darse prisa - afstuiven, doorsnellen, doorvliegen, ijlen, jakkeren, koersen, racen, razen, reppen, snellen, spoeden, stormen, storten, stuiven, vliegen, voorbij flitsen, zoevenabalanzarse, acelerar, apresurarse, a toda prisa ir, correr, darse prisa, ir a toda velocidad, ir corriendo, lanzarse, pasar como un rayo, precipitarse - race, rush (en)[Dérivé]

apresuración (n.) • apresuramiento (n.m.) • drukte (n.f.) • gehaast (n.) • gejakker (n.) • haast (n.f.) • ímpetu (n.m.) • precipitación (n.f.) • prisa (n.f.) • spoed (n.m.) • tropel (n.) • urgencia (n.f.)

-