» 

diccionario analógico

chico, hombre, macho, muchacho, tío, tipo, varónheer, kerel, knaap, knul, man, mannetje, mannetjesdier, manspersoon, vent - pato machomannetjeseend, waard, woerd - ganso machogander - gata, gato, gato machohuiskat, kat, kater, mannetje, poes - potranco, potrocolt, hengstveulen, veulen - caballo padrehengst - caballo castradocastraat, castraatzanger, gesnedene, ruin - torobul, stier - cabrón, macho cabríobok, geitebok, geitenbok - ciervo, venadohert, hertebok, mannenaangelegenheid, premiejager - corzogaffelbok, reebok - Ier, Ierse - baboo, babu (en) - chaval, chico, hijito, hijo, muchacho, niño, varón, zagalbroekeman, broekemannetje, broekenman, broekenmannetje, jochie, jongen, kereltje, knaap, leeuwtje, vent - castrato (en) - cavalier, chevalier (en) - heredero del trono, príncipe herederoerfprins, kroonprins, kroonprinses, troonopvolger - padre, papa, papá, papaíto, papi, taitapa, pap, papa, papaatje, pappa, pappie, paps, vader, vake - emperador, emperadora, káiserimperator, keizer, keizerin - padre políticoschoonpapa - Alfonso, entretenido, gigolo, gigoló, mantenidoAlfons, gigolo, lokker, lokvogel, verleider, verlokker - ahijadopeetzoon - casado, hombreeega, gade, gemaal, kerel, manlief, mannie, vent - hombreechtgenoot, eega, gade, gemaal, kerel, man, manlief, mannie, vent - adonisadonis - Señor, Srmijnheer - Monsieur (en) - carroza, pureta, purili, tarraoldtimer, old-timer - kinderlokker, pedo, pedofiel - príncipekoningszoon, prins - príncipe consorteprins-gemaal - Príncipe de Galeserfprins, kroonprins, kroonprinses - rajáradja - colegial, colegiala, escolarleerling, scholier, scholiere, schooljongen, schoolmeisje - sir - funcionaria de informaciones públicas, funcionario de informaciones públicas, portavozpersvoorlichter, persvoorlichtster, spreekbuis, woordvoerder, woordvoerster - hermanastra, hermanastro, medio hermanobastaardbroeder, halfbroeder, halfbroer, stiefbroeder, stiefbroer, -zuster - madrastra, padrastro, padre político, suegroschoonvader, stiefmoeder, stiefvader - alnado, entenado, hijastro, hijo políticostiefkind, stiefzoon - macho, machotebink, haan, haantje, he-man, kerel, macho, mannetjesputter - vizcondeburggraaf - viudoweduwnaar - aficionado a las faldas, braguetero, faldero, gallinazo, ligón, mujeriegodroogverleider, flirt, rokkenjager - jhr., jongeheer, jongeling, jongeman, jongmens[Domaine]

-