Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.031s
afstand, cessie — ceding, cession - inbezitstelling, overhandiging — handover - uitlevering — extradition - land reform - aflevering, bestelling, bezorging, leverantie, levering, traditie, verschaffing, voorziening — bringing, delivery - allocatie, stadstuin, toekenning, toewijzing, verkaveling, verlening, volkstuin — allocation, allotment, apportioning, apportionment, assignation, assignment, award, conferment, grant, parceling, parcelling - herverdeling, herverkaveling — reallocation, reallotment, reapportionment - new deal - rantsoenering — rationing - arbeidsongeschiktheidsverzekering, invaliditeitsverzekering — disability insurance, disablement insurance - geven — give, render - afzenden, expediëren, opsturen, sturen, versturen, verzenden, wegsturen — get off, send, send off - containeroverslag, giro-overschrijving, overboeking, overhandiging, overheveling, overschrijving, storting, transfer — transfer, transference - overdrachtsrecht — conveyance, conveyance of title, conveyancing, conveying - aflevering, bezorging — delivery, legal transfer, livery - bewaargeving, bewaarstelling — bailment, deposit, payment into court - bruikleen — lease-lend, lend-lease - funded - spijzen, spijzigen — feed, give - accommodatie — accommodation, orebody, ore body - bedienen, opdienen, opdissen, opdoen, opscheppen, op tafel zetten, serveren, voorschotelen, voorzetten — dish, dish out, dish up, ladle, ladle out, serve, serve out, serve up, spoon up, wait, wait on - bezorgen, toevoeren, voeren, voorzien, voorzien in — cater, ply, provide, supply - borstvoeding geven, de borst geven, sabbelen, voeden, zabbelen, zogen, zuigen — breastfeed, give suck, lactate, nurse, suck, suckle, wet-nurse - give - weigeren — deny, refuse - achterlaten, laten, legateren, legeren, nalaten, vermaken — bequeath, devise, leave, leave behind, will - aangeven, aanreiken, afdragen, doorgeven, doorgeven aan, geven, geven aan, opbrengen, overbrengen, overgeven aan, overhandigen, overleveren, teruggeven aan, toesteken, verder geven aan — give, hand, hand back, hand down, hand up, pass, pass on, reach, turn over - bijdragen, contribueren — contribute, put up - betalen en ontslaan, bezoldigen, bijleggen, bonificeren, compenseren, gesalarieerd, goedmaken, retribueren, salariëren, vergoeden — compensate, make it up, make up, pay, pay off - geven, overeenstemmen, verlenen, voteren — accord, allot, grant - aanbieden, bieden, brengen, indienen, lenen, offreren, opdragen, opofferen, presenteren, vertonen, voorstellen — offer, proffer - aanbrengen, bijdragen, contribueren, geldelijk steunen, geven, inbrengen, opleveren — chip in, contribute, give, kick in, subscribe - give - abdiceren, abdiqueren, afstaan, aftreden, afzweren — abdicate, renounce - ontwikkelingshulp, ontwikkelingssamenwerking, ontwikkelingswerk — aid to the developing countries, foreign aid - aanmoedigingspremie, bonus, incentive, opleg, premie, prestatiedrang, spaarpremie, starterspremie, startpremie, startsubsidie, supplement, toeslag — bonus, incentive - onkosten, onkostenvergoeding, uitgaaf, uitgave, verblijfsvergoeding — expenditure, outgo, outlay, spending - alimentatie, onderhoudskosten — alimony, maintenance[Domaine]
-