blèren, huilen, janken, krijten, schreeuwen, schreien, tranen, wenen — flennen, greinen, heulen, plärren, weinen - knuffel, knuffelbeest, knuffeldier, knuffeltje, speelgoedbeer, teddy, teddybeer, troeteldier — Teddy, Teddybär - rbi, run batted in (en) - scrum — Skrum - game, kamp, match, ontmoeting, potje, spelletje, sportwedstrijd, treffen, wedkamp, wedstrijd, wildbraad - partij, spel — Spiel - gezelschapsspel, spelletje - Flipper - pachinko (en) - charade — Scharade, Silbenrätsel - tetherball (en) - waterpolo — Wasserball - ringwerpen — Ringwerfen, Wurfringspiel - Fútbol Americano (es) - rugby — Rugby - perfect game (en) - no-hit game, no-hitter (en) - slagbal - lacrosse — Lacrosse - polo, polohemd, poloshirt — Polo - voetbal, voetballen, voetbalspel, voetbalsport — Fußball, Fußballspiel, Fußballsport - korfbal, netbal — Netzball - lawn-tennis, tennis, tennissen — Tennis, Tennis; Tennis-... - Ballhaustennis - cat's cradle (en) - verstoppertje — Verstecken, Versteckerlspiel, Versteckspiel - hinkelen, hinkelspel, hinkspel — Himmel-und-Hölle-Spiel - knokkel-benen - kussengevecht - spin the bottle (en) - vlooienspel — Flohhüpfspiel, Flohspiel - pingpong, pingpongen, tafeltennis, tafeltennissen — Gischtennis, Pingpong, Tischtennis - domino, dominospel — Domino - biljart, biljartspel — Billard, Billardspiel, Karambolagen - bad, bassin, plas, poule, zwembad, zwembassin — Poolbillard - woordenspel - scrabble — Scrabble - juego de tablero (es) - backgammon, bakspel, triktrak — backgammon - dammen, damschijven, damspel, damsport, flipperen — Dame, Damespiel, Damesteine - Chinese checkers, Chinese chequers (en) - darts, dartspel, vogelpik — Pfeilwerfen, Darts - bingo, kienspel, lotto, lottospel — Bingo, Lotto - menserger-je-niet, mens-erger-je-niet — Mensch-ärgere-dich-nicht - mahjong — Mahjong - monopolie, monopoly — Monopoly - pachisi, parchesi, parchisi (en) - parchís (es) - boter, boter-kaas-en-eieren, kaas, kaas en eieren, kruisje-rondje, melk — Tic-Tac-To-Spiel - het opnemen tegen, meespelen, spelen, sporten, uitkomen, verspelen — antreten, spielen, zocken - kaarten, kaartspelen, opspelen, spelen, uitkomen, uitspelen, vallen — spielen - krijgen, maken — erhalten, machen - bal — Ball, Kugel - bestuurslichaam, bord, directorium, kostgeld, pension — Brett - dambord, schaakbord — Damebrett - lestoestel, lesvliegtuig, vluchtsimulator - duiveltje in een doosje — Schachtelmännchen - legpuzzel, legpuzzle, puzzel, puzzle — Puzzle, Puzzlespiel - caleidoscoop, toverkijker — Kaleidoskop - pion, speelstuk, steen, stuk — Figur, Spielfigur, Stein - Medizinball - Ouija, Ouija board (en) - speelgoed, speeltje, speeltuig — Spielware, Spielzeug - katapult — Katapult, Schleuder, Zwille - chinese puzzle, tangram (en) - waterpistool - jojo — Jo-Jo, Yo-Yo - most valuable player, MVP (en) - speler — Spieler, Spielerin - kwart — Spielviertel, Viertel - spelonderbreking, time-out — Auszeit, Spielunterbrechung[Domaine]