Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.078s
actif, en activité - avènement — komst - amorcer, réamorcer, redémarrer, réinitialiser, remettre à zéro - continuer — doorgaan - avoir, éprouver — denken, hebben, koesteren, krijgen, ontvangen, voelen - changer, modifier — fluctueren, gewijzigd, herscheppen, modificeren, muteren, variëren, veranderen, wijzigen, wisselen - affecter, agir sur — van invloed zijn op - faire, tomber — gaan, geraken, komen, raken, treden, vallen - changer, changer, mettre, remplacer — herleiden, inruilen, inspringen, inspringen voor, invallen, invallen voor, veranderen, verruilen, vervangen, verwisselen, waarnemen, waarnemen voor, zich omkleden - changer, modifier — wijzigen - changement, évolution, modification, mutation — aanpassing, alteratie, verandering, wijziging - métrification — versificatie - déspécialisation — belangenspreiding, parallellisatie - changement, correction, modification — aanpassing, accommodatie, adaptatie, alteratie, assimilatie, bewerking, bijstelling, modificatie, mutatie, verandering, wijziging, wissel, wisseling - déplacement — containeroverslag, giro-overschrijving, omvorming, omzetting, overboeking, overhandiging, overschrijving, storting, transfer, transformatie, transpositie - clôture, conclusion, fin — bea aindiging, beëindiging, besluit, determinatie, einde, eindiging, stopzetting, vaststelling, woordeinde - accomplissement, achèvement, clôture, enroulement — afronding, afwerking, completering, voleinding, voltooiing - effectuer — blokkeren - commencement, début, départ — aanzet - débuts, introduction, lancement — debuut, inleiding, introductie, invoering, maiden-speech - création, fondation, instauration — creatie - stabiliser — stabiliseren, stabilizeren - régulariser - avoir lieu, se dérouler, survenir — afspelen, gebeuren, gebeuren met of aan, geschieden, gevallen, omgaan, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, voltrekken - abandonner, laisser, quitter — achterlaten, overlaten - transformé - décongeler, dégivrer — laten ontdooien, ontdooien - changer, modifier, transformer — metamorfoseren, modificeren, ombouwen, omtoveren, omvormen, omzetten, transformeren, transmuteren - transformation — transformatie - changement, modification — herziening, modificatie, modifikatie, redres, revisie, wijziging - conversion, transformation — bekering, conversie, omzetting, verandering - boisement — aanplant, bebossing, beplanting, bosaanplant - reboisement, reboisement de reconstitution, reboisement renouvelé — herbebossing - disparaître — verdwijnen - dénigrer, diminuer — afnemen, kleineren, kwaadspreken - défaire, ouvrir — ontsluiten, openbreken, openen - détourner — overschakelen, verwisseling, wisseling - transporter — overladen, overplaatsen, overplanten, transporteren - traîner - faire - lire — doorbladeren, doorkijken, doorzien, laden, scannen - surclasser, surpasser — declasseren, overklassen, overtroeven - entrer - affirmer, appuyer, confirmer, corroborer, justifier, prouver — affirmeren, bevestigen, confirmeren, geconfirmeerd - présupposer, supposer — toedenken, veronderstellen, vooronderstellen, vooropstellen - dater, mettre la date sur — dateren - altérer, déformer, falsifier — verdraaien, vertekenen, verwringen - assurer — borgen, ervoor zorgen, garanderen, instaan, verzekeren, waarborgen - atténuer, pallier — vergoelijken, verminderen, verzachten - enregistrer, indiquer, marquer — aanwijzen, aflezen, opnemen, optekenen, registreren, tapen - montrer, témoigner — duiden, wijzen - dénoter, être, représenter, signaler, signifier, suggérer - effacer — deleten, wissen - accentuer, faire ressortir, mettre l'accent sur, souligner — aanzetten, accentueren, beklemtonen, benadrukken, betonen, hameren, nadruk leggen op de, onderlijnen, onderstrepen, profileren, tamboereren - nouvel essor, point de résurgence, renaissance, renouveau, renouvellement, résurgence, revitalisation — opleving, renaissance, wedergeboorte, wederopbloei, wederopleving - résurrection — herrijzenis, opstanding, resurrectie, verrijzenis, wederopstanding - tenir, traiter, vendre — behandelen, handeldrijven, handelen in - épuiser, finir — afgrazen, afwerken, opgaan, opgebruiken, uithollen, uitputten, verbruiken, verteren - porter, soutenir, supporter — dragen, omhooghouden, ondersteunen, ophouden, steunen - appuyer, étançonner, soutenir — ondersteunen, steunen, zetten tegen - ajouter - interconnecter - avoisiner, buter contre — aaneensluiten, aansluiten, grenzen, grenzen aan, omgrenzen - encombrer — verstoppen - attirer, tirer — aantrekken, inpalmen, intrekken - être en marche, marcher, tourner - amener, apporter — aanrichten - fabriquer, faire, produire, rapporter, rendre — doen, inzamelen, opbrengen, ophalen, voortoveren, wekken - activer, déclencher, décliquer, faire marcher, roder — aan de gang krijgen, inrijden, ontketenen - donner, établir - inciter, motiver, pousser — aanzetten, begeesteren, drijven, enthousiasmeren, motiveren, opwarmen - démarrer, lancer, mettre en marche, mettre en route, se lancer dans — beginnen, beginnen aan, openen, overgaan tot - produire - abâtardir, dégrader, déshonorer, faire déshonneur à — vernederen - assommer, interloquer — aangrijpen, aanpakken, choqueren, onthutsen, ontstellen, ontzetten, schokken, shockeren, verdoven, vloeren - stochastique - chasser, faire fuir — opjagen, verdrijven, verjagen, wegdrijven, wegjagen - dépasser, écouler, envoler, passer, s'écouler — achteruitgaan, doorkomen, ertussen liggen, omgaan, omkomen, slijten, verglijden, verlopen, verstrijken, vervlieden, vervliegen, verzinken, vlieden, vliegen, voorbijgaan, voorbijvliegen - soumettre — blootstellen, onderwerpen - aller - changer, devenir, se changer, se transformer — draaien, omgaan, worden - avoir la vie dure, continuer, persister — blijven, maar langzaam verdwijnen, persevereren, persisteren, volharden - modification — wijziging - parapsychologie — parapsychologie - événement, happening — gebeurde, gebeurtenis, geschiedenis, ontwikkeling, voorval - épisode — episode, voorval - contingence, éventualité, possibilité — eventualiteit - casus belli — casus belli - transformation — afwisseling, alteratie, alternantie, alternatie, alternering, keer, variatie, variëteit, wending, wijziging - hasard — accident, auto-ongeluk, toeval, toevalligheid - incident — incident, voorval - catastrophe naturelle, force majeure — natuurramp - changement, variation — golfbeweging, ondulatie, slag, undulatie, variatie - cycle — circulatie, cirkelgang, kringloop, kringloopproces, omloop, rondgang, roulatie - cycle, tour — circulatie, cirkelgang, cyclus, kringloop, kringloopproces, omloop, rondgang, roulatie - réapparition, récurrence, répétition, retour — herhaling, terugkeer - transition - changement, transformation, transition — omzetting, transformatie, transmutatie, verandering - changement, conversion, passage — omschakeling, overgang, overschakeling, overstap, passage, switch - révolution verte - éruption — uitbarsting - cycle économique — conjunctuur, conjunctuurbeweging, conjunctuurgolf - aventure — evenement, gebeuren, gebeurtenis, happening - changement — verandering - abiogenèse — abiogenese, abiogenesis, autogenese, zelfwording - capillarité - chaîne alimentaire — voedselketen - front froid — koudefront, koufront - ligne de grains - front occlus, front occlus et trowal, trowal - averse, ondée, pluie battante, pluie diluvienne, trombe, trombe d'eau — bui, hoosbui, luierbroekje, plensbui, plensregen, regen, regenbui, regenval, stortbui, waterhoos, watervloed, wolkbreuk - réactance - blizzard, tempête de neige — blizzard, sneeuwjacht, sneeuwstorm, sneeuwstrom - effet Doppler, Effet Doppler-Fizeau — dopplereffect - onweersbui - convertisseur couple, couple, moment de torsion, torque — koppel, torsie, wringing - pression de la vapeur, pression de vapeur — dampspanning - conditions atmosphériques, conditions météorologiques, météo, temps — luchtgesteldheid, weer, weersgesteldheid, weersomstandigheden, weersomstandigheid - éléments — elementen - acidification, acidification anthropique, acidification anthropogène - affermissement, durcissement, durcissement à chaud, durcissement à la chaleur, fixage thermique, solidification, thermofixage — stolling - processus naturel - procedé, proceder, processus, recette — bewerken, bewerking, ontwikkelingsgang, proces, verloop - traitement — bewerking - succession écologique - sélection, sélection naturelle — assortiment, overleving, sortering, sortiment, verschot - changement — verandering - apparition, cas - comportement — gedrag - nyctémère, nycthémère, rythme circadien, variation nycthémérale[Domaine]
-