Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.032s
afreis, afscheid, het gaan, vaarwel, vertrek, weggaan — egreso, ida, marcha, partida, salida - ambtsaanvaarding, binnenkomst, dienstaanvaarding, entree, indiensttreding, intocht, intrede, opname — acceso, entrada, ingreso - landing - verdwijning — desaparición - opname, terugtrekking — retirada - emigratie, landverhuizing, uitwijking — emigración - immigratie, pascontrole, paspoortcontrole — inmigración - uitrit — salida - evasie, flous, omzeiling, ontduiking, ontwijking, uitvlucht, vermijding — evasión, evitación, rehuida, sorteo - maniobra - ontvluchting, uitbraak — huida - exodus, leegloop, uittocht — éxodo, hégira - oppervlaktebehandeling - convergentie — convergencia - approach, approaching, coming (en) - progressie, voorschot, voortgang — adelantamiento, adelanto, andadura, avance, evolución, marcha, paso, progresión - motoriek, voortbewegen, voortbeweging — locomoción - achter - reis — desplazamiento - omvaart — circunnavegación - endurance riding (en) - dagreis, het reizen, reis, reizen, tocht — de viaje, recorrido, trayecto, viajar, viajes - odyssee — odisea - campagne, jachtexpeditie, jachtpartij, safari, veldtocht — campaña, expedición de caza, partida de caza, safari - verkenningstocht - grand tour (en) - on the road, on tour (en) - bedevaart, pelgrimage, pelgrimsreis, pelgrimstocht — peregrinación, peregrinaje, romería - aansluiting — conexión, correspondencia, enlace, nexo, relación, unión - alpinisme, bergsport — alpinismo, andinismo, montañismo - rock climbing (en) - afdaling — descenso - return (en) - het te snel rijden, speed — aceleración, exceso de velocidad - acceleratie, acceleratievermogen, versnelling — aceleración, aceleramiento - aducción, alegato - inhalen — adelantamiento, paso - trilling — vibración - emigreren, expatriëren — emigrar, transmigrar - afrollen, afwikkelen, afwinden, loswikkelen, ontplooien, ontrollen, openrollen, openspreiden, uitrollen, uitslaan — desplegar - opstellen — alinear - uitlopen, uitmonden, uitstromen, uitvloeien, vallen — brotar, emanar - samenvloeiend — confluente - frictie, wrijving, wrijvingsweerstand — fricción, frotación, frotamiento, roce, rozamiento - copeo - heimelijkheid — cautela, sigilo - migratie, trek, verhuizing, volksverhuizing — migración - bezoek, huisbezoek, insp., inspectie, inspectiedienst, kerkvisitatie, visitatie, visite — visita - hoog — alto - laag - dichttrekken - draw, pull back (en) - ontgrendelen, ontsluiten, ontvouwen, opendoen, open doen, openen, openmaken, openvouwen, openzetten, uitvouwen — abrir - dichtgaan, sluiten — cerrar, cerrarse, concluir, terminar - kortstondig — breve, momentáneo - in de knoop maken, in de war brengen, in de war maken, verfomfaaien, verwarren — desarreglar, desgreñar, desmelenar, despeinar, enmarañar - afzetten, uitdoen, uitdraaien, uitknippen, uitschakelen, uitzetten - in de lucht — en el aire - in beweging — en movimiento - bebouwen, cultiveren, ontginnen — cultivar - gaan — encaminarse a - omgaan, op de been — desplazarse, moverse - afglijden, glibberen, glijden, glippen, laten glijden, onderuitglijden, slippen, uitglijden, wegglijden — derrapar, deslizar, deslizarse, escurrirse, pasar, patinar, resbalar, resbalarse - wankelen — bambolearse, tambalearse, vacilar - dolen, dwalen, landlopen, omzwerven, ronddolen, ronddwalen, rondtrekken, rondzwerven, trekken, zwalken, zwerven — andar sin rumbo fijo, caminar mucho, dar una caminata, deambular, divagar, errar, extraviarse, hacer excursiones, pasearse sin propósito, recorrer, vagabundear, vagar, viajar - kantelen, kapseizen, kenteren, omslaan — volcar, volcarse, zozobrar - afdrijven, dobberen, drijven, hangen, meedrijven, opstuiven, stuiven, zweven — flotar, nadar - play (en) - aan land gaan, aan wal gaan, landen, ontschepen, van boord gaan — arribar, bajar a tierra, bajar de a bordo, desembarcar, desembarcar del avión - colocar, posicionar, situar - achternarijden, narijden, volgen — seguir - laten voorbijgaan, passen, voorafgaan, voorafgaan aan, voorgaan, vooruitgaan — anteceder, preceder - afsplitsen, uiteengaan — separarse - concentrarse, reunirse - langskomen, langsrijden, passeren, voorbijgaan, voorbijkomen, voorbijlopen, voorbijrijden, voorbijvaren — pasar, pasar por - afkomen — rodear a uno - ontvlieden, ontvluchten, spankeren, uitbreken, vlieden, vluchten, weglopen, wegvluchten, zich losmaken — escapar, escaparse, evadirse, fugarse, huir, largarse, soltarse, volar - geven, leiden — a cargo de tomar uno, encargarse de, tomar a cargo de uno - overstappen - aardbevings{#169}, seismisch — sísmico - eólico, eolio - gieten, hozen, kletteren, pijpenstelen regenen, pijpestelen regenen, plasregenen, plensregenen, plenzen, regenen dat het giet, sausen, slagregenen, storten, stortregenen, zeiken — caer chuzos, diluviar, llover a cántaros - getij{#169} — de marea - chorro, surtidor - bedevaart, had(z)j, hadj, pelgrimage, pelgrimsreis, pelgrimstocht — hajj - deraillement, ontsporing — descarrilamiento, descarrilo - beweging — movimiento - passage, passing (en) - desplazamiento - circulatie — circulación - diáspora - golfje, lattenbodem, repel, rimpel, rimpeling — murmullo, onda pequeña, ondulación - gravitation wave, gravity wave (en) - onda senoidal - vibración - seiche - daling, duikeling, instorting, val — baja, bajada, bajar, bajón, caída, caído, caimiento, decrecimiento, depresión, descenso, despeño, disminución - eclips, eklips, immersie, verduistering — eclipse - zoneclips, zoneklips, zonsverduistering — eclipse de sol, eclipse solar - maaneclips, maaneklips, maansverduistering — eclipse de luna, eclipse lunar - eclipse total - fall (en) - beklimming, beklimmming, klim — alpinismo, escalada, montañismo - hoogwater, vloed — flujo, marea alta, pleamar - aegir, bore, eager, eagre, tidal bore (en) - rip current, riptide (en) - lahar — lahar - stroom — circulación, corriente, flujo - chorro, flujo - stortvloed — torrente - post-seísmo - opwelling, sprint, straal — ataque, chisguete, chorretada, chorro, demarraje, esfuerzo, estirón, racha - lekkage, wan — escape, filtración, fuga, salida - spin, topspin — efecto - progressie — adelantamiento, adelanto, andadura, avance, evolución, paso, progresión, progreso - distributie, reikwijdte, verbreiding, verspreiding — difusión, diseminación, expansión, extensión, generalización, propagación - carnavalsoptocht, cavalcade, cortège, optocht, ruiterstoet, stoet — cabalgata, desfile - golfslag, slipstream, wasbeurt — disturbio, estela - bise, bize (en) - boundary layer (en) - Brownian motion, Brownian movement, pedesis (en) - continental drift (en) - chinook, chinook wind, snow eater (en) - harmattan - seleccción por niveles - drijfhout, drijfnet, drijfwant, stuwkracht — ímpetu - zandhoos — torbellino de arena - sirocco, stofstorm, zandstorm — simún, siroco, tempestad de arena, tormenta de arena - bovenwind, oostenwind, Paasfeest, Pasen — este, euro, levante, oriente, pascua, solano, viento del este - noodweer, storm, stormwind — borrasca, galerna, tempestad, temporal, vendaval, ventarrón, viento tempestuoso - cycloon, hoos, orkaan, tornado, wervelstorm, wervelwind, windhoos — baguío, huracán, vendaval, vórtice - straalstroom - energía cinética - mistral — mistral, viento maestral - noordenwind — aquilón, bóreas, cierzo, norte, tramontana - ocean current (en) - corriente del golfo - Japan current, Kuroshio, Kuroshio current (en) - hemelwater, neerslag, regenbui, regengordel, regenval, regenzone — pluviosidad, precipitación - samoe, samoem — simún - sneeuw, sneeuwbui, sneeuwval — cota de nieve, nevada, nevado, nieve, nivosidad - virga (en) - zuidenwind, zuiderstorm — austro, sur - passaat, passaatwind — viento alisio - taifoen, tyfoon, wervelstorm — baguío, tifón - turbulent flow (en) - laminar flow (en) - luchtstroom, tocht — corriente, corriente de aire - westenwind, westerstorm — oeste, poniente - dwarrelwind, hoos, wervelwind, windhoos — remolino, torbellino, tromba, vórtice - elektroforese - beweging — movimiento - beverigheid, beving, trilling, vibratie — cimbreo, estremecimiento, inestabilidad, palpitación, temblequera, temblor, trepidación, vibración - werkzaamheid - het uitdoven — extinción - stilstand - anticycloon, hogedrukgebied — anticiclón, área de alta presión[Domaine]
-