» 

diccionario analógico

afreis, afscheid, het gaan, vaarwel, vertrek, weggaanegreso, ida, marcha, partida, salida - ambtsaanvaarding, binnenkomst, dienstaanvaarding, entree, indiensttreding, intocht, intrede, opnameacceso, entrada, ingreso - landing - verdwijningdesaparición - opname, terugtrekkingretirada - emigratie, landverhuizing, uitwijkingemigración - immigratie, pascontrole, paspoortcontroleinmigración - uitritsalida - evasie, flous, omzeiling, ontduiking, ontwijking, uitvlucht, vermijdingevasión, evitación, rehuida, sorteo - maniobra - ontvluchting, uitbraakhuida - exodus, leegloop, uittochtéxodo, hégira - oppervlaktebehandeling - convergentieconvergencia - approach, approaching, coming (en) - progressie, voorschot, voortgangadelantamiento, adelanto, andadura, avance, evolución, marcha, paso, progresión - motoriek, voortbewegen, voortbeweginglocomoción - achter - reisdesplazamiento - omvaartcircunnavegación - endurance riding (en) - dagreis, het reizen, reis, reizen, tochtde viaje, recorrido, trayecto, viajar, viajes - odysseeodisea - campagne, jachtexpeditie, jachtpartij, safari, veldtochtcampaña, expedición de caza, partida de caza, safari - verkenningstocht - grand tour (en) - on the road, on tour (en) - bedevaart, pelgrimage, pelgrimsreis, pelgrimstochtperegrinación, peregrinaje, romería - aansluitingconexión, correspondencia, enlace, nexo, relación, unión - alpinisme, bergsportalpinismo, andinismo, montañismo - rock climbing (en) - afdalingdescenso - return (en) - het te snel rijden, speedaceleración, exceso de velocidad - acceleratie, acceleratievermogen, versnellingaceleración, aceleramiento - aducción, alegato - inhalenadelantamiento, paso - trillingvibración - emigreren, expatriërenemigrar, transmigrar - afrollen, afwikkelen, afwinden, loswikkelen, ontplooien, ontrollen, openrollen, openspreiden, uitrollen, uitslaandesplegar - opstellenalinear - uitlopen, uitmonden, uitstromen, uitvloeien, vallenbrotar, emanar - samenvloeiendconfluente - frictie, wrijving, wrijvingsweerstandfricción, frotación, frotamiento, roce, rozamiento - copeo - heimelijkheidcautela, sigilo - migratie, trek, verhuizing, volksverhuizingmigración - bezoek, huisbezoek, insp., inspectie, inspectiedienst, kerkvisitatie, visitatie, visitevisita - hoogalto - laag - dichttrekken - draw, pull back (en) - ontgrendelen, ontsluiten, ontvouwen, opendoen, open doen, openen, openmaken, openvouwen, openzetten, uitvouwenabrir - dichtgaan, sluitencerrar, cerrarse, concluir, terminar - kortstondigbreve, momentáneo - in de knoop maken, in de war brengen, in de war maken, verfomfaaien, verwarrendesarreglar, desgreñar, desmelenar, despeinar, enmarañar - afzetten, uitdoen, uitdraaien, uitknippen, uitschakelen, uitzetten - in de luchten el aire - in bewegingen movimiento - bebouwen, cultiveren, ontginnencultivar - gaanencaminarse a - omgaan, op de beendesplazarse, moverse - afglijden, glibberen, glijden, glippen, laten glijden, onderuitglijden, slippen, uitglijden, wegglijdenderrapar, deslizar, deslizarse, escurrirse, pasar, patinar, resbalar, resbalarse - wankelenbambolearse, tambalearse, vacilar - dolen, dwalen, landlopen, omzwerven, ronddolen, ronddwalen, rondtrekken, rondzwerven, trekken, zwalken, zwervenandar sin rumbo fijo, caminar mucho, dar una caminata, deambular, divagar, errar, extraviarse, hacer excursiones, pasearse sin propósito, recorrer, vagabundear, vagar, viajar - kantelen, kapseizen, kenteren, omslaanvolcar, volcarse, zozobrar - afdrijven, dobberen, drijven, hangen, meedrijven, opstuiven, stuiven, zwevenflotar, nadar - play (en) - aan land gaan, aan wal gaan, landen, ontschepen, van boord gaanarribar, bajar a tierra, bajar de a bordo, desembarcar, desembarcar del avión - colocar, posicionar, situar - achternarijden, narijden, volgenseguir - laten voorbijgaan, passen, voorafgaan, voorafgaan aan, voorgaan, vooruitgaananteceder, preceder - afsplitsen, uiteengaansepararse - concentrarse, reunirse - langskomen, langsrijden, passeren, voorbijgaan, voorbijkomen, voorbijlopen, voorbijrijden, voorbijvarenpasar, pasar por - afkomenrodear a uno - ontvlieden, ontvluchten, spankeren, uitbreken, vlieden, vluchten, weglopen, wegvluchten, zich losmakenescapar, escaparse, evadirse, fugarse, huir, largarse, soltarse, volar - geven, leidena cargo de tomar uno, encargarse de, tomar a cargo de uno - overstappen - aardbevings{#169}, seismischsísmico - eólico, eolio - gieten, hozen, kletteren, pijpenstelen regenen, pijpestelen regenen, plasregenen, plensregenen, plenzen, regenen dat het giet, sausen, slagregenen, storten, stortregenen, zeikencaer chuzos, diluviar, llover a cántaros - getij{#169}de marea - chorro, surtidor - bedevaart, had(z)j, hadj, pelgrimage, pelgrimsreis, pelgrimstochthajj - deraillement, ontsporingdescarrilamiento, descarrilo - bewegingmovimiento - passage, passing (en) - desplazamiento - circulatiecirculación - diáspora - golfje, lattenbodem, repel, rimpel, rimpelingmurmullo, onda pequeña, ondulación - gravitation wave, gravity wave (en) - onda senoidal - vibración - seiche - daling, duikeling, instorting, valbaja, bajada, bajar, bajón, caída, caído, caimiento, decrecimiento, depresión, descenso, despeño, disminución - eclips, eklips, immersie, verduisteringeclipse - zoneclips, zoneklips, zonsverduisteringeclipse de sol, eclipse solar - maaneclips, maaneklips, maansverduisteringeclipse de luna, eclipse lunar - eclipse total - fall (en) - beklimming, beklimmming, klimalpinismo, escalada, montañismo - hoogwater, vloedflujo, marea alta, pleamar - aegir, bore, eager, eagre, tidal bore (en) - rip current, riptide (en) - laharlahar - stroomcirculación, corriente, flujo - chorro, flujo - stortvloedtorrente - post-seísmo - opwelling, sprint, straalataque, chisguete, chorretada, chorro, demarraje, esfuerzo, estirón, racha - lekkage, wanescape, filtración, fuga, salida - spin, topspinefecto - progressieadelantamiento, adelanto, andadura, avance, evolución, paso, progresión, progreso - distributie, reikwijdte, verbreiding, verspreidingdifusión, diseminación, expansión, extensión, generalización, propagación - carnavalsoptocht, cavalcade, cortège, optocht, ruiterstoet, stoetcabalgata, desfile - golfslag, slipstream, wasbeurtdisturbio, estela - bise, bize (en) - boundary layer (en) - Brownian motion, Brownian movement, pedesis (en) - continental drift (en) - chinook, chinook wind, snow eater (en) - harmattan - seleccción por niveles - drijfhout, drijfnet, drijfwant, stuwkrachtímpetu - zandhoostorbellino de arena - sirocco, stofstorm, zandstormsimún, siroco, tempestad de arena, tormenta de arena - bovenwind, oostenwind, Paasfeest, Paseneste, euro, levante, oriente, pascua, solano, viento del este - noodweer, storm, stormwindborrasca, galerna, tempestad, temporal, vendaval, ventarrón, viento tempestuoso - cycloon, hoos, orkaan, tornado, wervelstorm, wervelwind, windhoosbaguío, huracán, vendaval, vórtice - straalstroom - energía cinética - mistralmistral, viento maestral - noordenwindaquilón, bóreas, cierzo, norte, tramontana - ocean current (en) - corriente del golfo - Japan current, Kuroshio, Kuroshio current (en) - hemelwater, neerslag, regenbui, regengordel, regenval, regenzonepluviosidad, precipitación - samoe, samoemsimún - sneeuw, sneeuwbui, sneeuwvalcota de nieve, nevada, nevado, nieve, nivosidad - virga (en) - zuidenwind, zuiderstormaustro, sur - passaat, passaatwindviento alisio - taifoen, tyfoon, wervelstormbaguío, tifón - turbulent flow (en) - laminar flow (en) - luchtstroom, tochtcorriente, corriente de aire - westenwind, westerstormoeste, poniente - dwarrelwind, hoos, wervelwind, windhoosremolino, torbellino, tromba, vórtice - elektroforese - bewegingmovimiento - beverigheid, beving, trilling, vibratiecimbreo, estremecimiento, inestabilidad, palpitación, temblequera, temblor, trepidación, vibración - werkzaamheid - het uitdovenextinción - stilstand - anticycloon, hogedrukgebiedanticiclón, área de alta presión[Domaine]

-