Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.015s
contact, voeling — contacto - affirmeren, bevestigen, confirmeren, geconfirmeerd — confirmar, corroborar - in contact komen — comunicarse - overbrengen — comunicar, conseguir, embaucar, engañar, impresionar, pasar, presentar, presentarse, traducir, transmitir - bemiddelen, contact leggen/onderhouden, een goed woordje doen, intercederen — arbitrar, enlazar con, interceder, mediar, servir de intermediario - afdingen, afpingelen, dingen, marchanderen, negotiëren, onderhandelen, pingelen, sluiten — negociar - overhalen, overtuigen — convencer - aanmoedigen — alentar, animar - in de rede vallen, onderbreken, tussenbeide komen, zich — atajar, cortar la palabra, interrumpir - afkeuren, afvriezen, afwijzen, desapproberen, desavoueren, diskwalificeren, smalen, verachten, versmaden — declinar, desdeñar, desesperanzar - instemmen, toestemmen — asentir, consentir - achteruitkrabbelen, terugkrabbelen, uittreden - afschaffen, afschrijven, annuleren, breken, delgen, herroepen, opheffen, tenietdoen, terugtrekken — abrogar, derogar, revocar - instemmen — asentir a, consentir en - bediscussiëren, bepraten, bespreken, bomen, discussiëren, discuteren, disputeren, doornemen, doorpraten, nababbelen, nakaarten, napraten, parlementeren, redekavelen, redetwisten, twisten — discutir, entrar en detalles, hablar de, hablar de/sobre - aandringen, aanhouden, insisteren — insistir - aantonen, demonstreren, de werking tonen van, openbaren, voordoen — demostrar, enseñar, hacer una demostración de, manifestar, mostrar, probar, señalar - terechtwijzen, vermanen — amonestar, reprender, reprobar - kastijden, louteren, tuchtigen — castigar, escarmentar - berispen — cantar las cuarenta, echar bronca, regañar, reñir - kwalijk nemen, verwijten — censurar - update (en) - draaien — tergiversar - verdraaien, vertekenen, verwringen — alterar, desfigurar, retorcer, torcer - depreciëren, geringschatten, minachten, neerkijken, neerzien, spugen — despreciar, menospreciar - chicaneren, haarkloven, hakken, miereneuken, muggenziften, muggeziften, vitten, vitten op, ziften — buscar pelos al huevo, criticar, pararse en quisquillas - belasteren, kritiseren, kwaadspreken, lasteren, zwartmaken — calumniar, criticar, denigrar, desacreditar, difamar, hablar mal de, indultar - belasteren, kwaadspreken — ultrajar, vilipendiar - ophemelen, prediken, preken, uitbundig prijzen, uitdragen, verheerlijken, verkondigen — alabar, elogiar, enaltecer, ensalzar, exaltar, glorificar, loar, pregonar, proclamar - kleineren — denigrar, minimizar, subestimar - bekampen, bestrijden, betwisten — impugnar - uitdagen, wraken — negar - in overweging geven, voorleggen — presentar, someter, someter a - confereren, doktersvisite, visite — consultar - bewieroken — incensar - flemen, flikflooien, gatlikken, kontlikken, kruipen, meepraten, slijmen, strooplikken - behandelen, verdedigen, voorstaan - inleiden, introduceren, kennis laten maken met, presenteren, voorstellen — iniciar en, presentar - voorstellen - zeggen — dar - roddelen, roddelen over — calumniar, chismear de, chismorrear de, cotillear de, criticar, hablar mal, murmurar, por la espalda criticar - aftands, beklagen, betreuren, bewenen, jammeren, lamenteren, reclameren, rouwen, weeklagen, zeiken — arrepentirse, clamar, deplorar, lamentar, lamentarse, llorar, quejarse, sentir - afroepen, exclameren, uitroepen, uitschreeuwen — exclamar - razen, schreeuwen, tieren — vociferar - verdraaien - duiden, expliciteren, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderen, verklaren — aclarar, dilucidar, elucidar, esclarecer, poner en claro - noteren, opnoemen — nombrar - aim (en) - expliciteren, in detail uitwerken, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderen — desarrollar, elaborar - aanstellen, acteren, bestikken, dramatiseren, komediespelen, spekken, toneelspelen — echarle teatro, embellecer, hinchar, meter paja - bestempelen, betitelen, karakteriseren, kenmerken, kenschetsen, kentekenen, kwalificeren, stempelen, tekenen, typeren — calificar, caracterizar, describir - definia aren — definir, definirse - echoën, herformuleren, herhalen, nagaan, naspreken, navertellen, nazeggen, nog eens zeggen, oververtellen, repeteren — decir de nuevo, reiterar, repasar, repetir, revisar, volver a decir - uitspreken — vocalizar - formuleren, onder woorden brengen, verwoorden — expresar, redactar - confirm, reassert (en) - aantonen, bewijzen, getuigen, getuigen van, hardmaken, staven — atestiguar, certificar, dar fe, declarar, demostrar, manifestar - aanvoeren, naar voren brengen — aducir, alegar, entablar, plantear, proponer - opmerken — comentar, hacer comentarios, indicar, notar, observar, señalar - specialiseren — concretar, especificar, particularizar, señalar - aankaarten, aansnijden, aanzwengelen, beginnen, entameren, komen — sacar a colación, sacar a relucir - aanroeren, aanstippen, zinspelen — aludir - aim, drive, get (en) - toevoegen — agregar, añadir - babbelen, brabbelen, kakelen, keuvelen, kleppen, klessebessen, kletsen, kletsmeieren, kouten, kwebbelen, kwekkebekken, kwekken, kwetteren, leuteren, parlevinken, praten, ratelen, rebbelen, rellen, roddelen, snappen, snateren, tateren — abrir el pico, bachillerear, badajear, balbucear, chacharear, charlar, chismear, chismorrear, confabularse, conversar, cotillear, farfullar, garlar, hablar, parlotear, parlotear, charlar - expresar, indicar - doorsluizen, kanaliseren, overbrengen, overdragen, overrijden — canalizar, encauzar - uitnodigen — invitar - invite, receive, take in (en) - draw (en) - aanhaken - communiceren, doorgeven, doorvertellen — comunicar, hacer entender - give (en) - aanmelden, inloggen — acceder, entrar al sistema, iniciar, meter, meter en el sistema - combineren, relateren - het uitzenden — transmisión, trasmisión - communicatie — comunicación - fotoperiodismo - telefoongesprek, telefoontje, telefoonverbinding, verbinding — canutazo, comunicación, comunicación telefónica, conferencia telefónica, llamada, llamada de teléfono, telefonazo - collect-call, gesprek voor rekening van de opgeroepene — conferencia a cobro revertido, llamada a cobro revertido - boordradio, radiocontact, radioverbinding, scheepsontvanger, scheepsradio — radio, radiofonía, radiorreceptor - televisie - AM — A.M., AM - FM, frequentiemodulatie — FM, M.F. - lichaamstaal — lenguaje/expresión corporal, lenguaje corporal, lenguaje gestual - diálogo - colloquium, groepsgesprek, jaarvergadering, kringgesprek, symposion, symposium — conferencia, congreso - taaldaad, taalhandeling, taaluiting, uiting — acto de habla, acto lingüístico - litanie — letanía - gedachtenlezen, telepathie, telepatie — adivinación de pensamientos, telepatía, transmisión del pensamiento[Domaine]
-