» 

diccionario analógico

contact, voelingcontacto - affirmeren, bevestigen, confirmeren, geconfirmeerdconfirmar, corroborar - in contact komencomunicarse - overbrengencomunicar, conseguir, embaucar, engañar, impresionar, pasar, presentar, presentarse, traducir, transmitir - bemiddelen, contact leggen/onderhouden, een goed woordje doen, intercederenarbitrar, enlazar con, interceder, mediar, servir de intermediario - afdingen, afpingelen, dingen, marchanderen, negotiëren, onderhandelen, pingelen, sluitennegociar - overhalen, overtuigenconvencer - aanmoedigenalentar, animar - in de rede vallen, onderbreken, tussenbeide komen, zichatajar, cortar la palabra, interrumpir - afkeuren, afvriezen, afwijzen, desapproberen, desavoueren, diskwalificeren, smalen, verachten, versmadendeclinar, desdeñar, desesperanzar - instemmen, toestemmenasentir, consentir - achteruitkrabbelen, terugkrabbelen, uittreden - afschaffen, afschrijven, annuleren, breken, delgen, herroepen, opheffen, tenietdoen, terugtrekkenabrogar, derogar, revocar - instemmenasentir a, consentir en - bediscussiëren, bepraten, bespreken, bomen, discussiëren, discuteren, disputeren, doornemen, doorpraten, nababbelen, nakaarten, napraten, parlementeren, redekavelen, redetwisten, twistendiscutir, entrar en detalles, hablar de, hablar de/sobre - aandringen, aanhouden, insistereninsistir - aantonen, demonstreren, de werking tonen van, openbaren, voordoendemostrar, enseñar, hacer una demostración de, manifestar, mostrar, probar, señalar - terechtwijzen, vermanenamonestar, reprender, reprobar - kastijden, louteren, tuchtigencastigar, escarmentar - berispencantar las cuarenta, echar bronca, regañar, reñir - kwalijk nemen, verwijtencensurar - update (en) - draaientergiversar - verdraaien, vertekenen, verwringenalterar, desfigurar, retorcer, torcer - depreciëren, geringschatten, minachten, neerkijken, neerzien, spugendespreciar, menospreciar - chicaneren, haarkloven, hakken, miereneuken, muggenziften, muggeziften, vitten, vitten op, ziftenbuscar pelos al huevo, criticar, pararse en quisquillas - belasteren, kritiseren, kwaadspreken, lasteren, zwartmakencalumniar, criticar, denigrar, desacreditar, difamar, hablar mal de, indultar - belasteren, kwaadsprekenultrajar, vilipendiar - ophemelen, prediken, preken, uitbundig prijzen, uitdragen, verheerlijken, verkondigenalabar, elogiar, enaltecer, ensalzar, exaltar, glorificar, loar, pregonar, proclamar - kleinerendenigrar, minimizar, subestimar - bekampen, bestrijden, betwistenimpugnar - uitdagen, wrakennegar - in overweging geven, voorleggenpresentar, someter, someter a - confereren, doktersvisite, visiteconsultar - bewierokenincensar - flemen, flikflooien, gatlikken, kontlikken, kruipen, meepraten, slijmen, strooplikken - behandelen, verdedigen, voorstaan - inleiden, introduceren, kennis laten maken met, presenteren, voorstelleniniciar en, presentar - voorstellen - zeggendar - roddelen, roddelen overcalumniar, chismear de, chismorrear de, cotillear de, criticar, hablar mal, murmurar, por la espalda criticar - aftands, beklagen, betreuren, bewenen, jammeren, lamenteren, reclameren, rouwen, weeklagen, zeikenarrepentirse, clamar, deplorar, lamentar, lamentarse, llorar, quejarse, sentir - afroepen, exclameren, uitroepen, uitschreeuwenexclamar - razen, schreeuwen, tierenvociferar - verdraaien - duiden, expliciteren, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderen, verklarenaclarar, dilucidar, elucidar, esclarecer, poner en claro - noteren, opnoemennombrar - aim (en) - expliciteren, in detail uitwerken, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderendesarrollar, elaborar - aanstellen, acteren, bestikken, dramatiseren, komediespelen, spekken, toneelspelenecharle teatro, embellecer, hinchar, meter paja - bestempelen, betitelen, karakteriseren, kenmerken, kenschetsen, kentekenen, kwalificeren, stempelen, tekenen, typerencalificar, caracterizar, describir - definia arendefinir, definirse - echoën, herformuleren, herhalen, nagaan, naspreken, navertellen, nazeggen, nog eens zeggen, oververtellen, repeterendecir de nuevo, reiterar, repasar, repetir, revisar, volver a decir - uitsprekenvocalizar - formuleren, onder woorden brengen, verwoordenexpresar, redactar - confirm, reassert (en) - aantonen, bewijzen, getuigen, getuigen van, hardmaken, stavenatestiguar, certificar, dar fe, declarar, demostrar, manifestar - aanvoeren, naar voren brengenaducir, alegar, entablar, plantear, proponer - opmerkencomentar, hacer comentarios, indicar, notar, observar, señalar - specialiserenconcretar, especificar, particularizar, señalar - aankaarten, aansnijden, aanzwengelen, beginnen, entameren, komensacar a colación, sacar a relucir - aanroeren, aanstippen, zinspelenaludir - aim, drive, get (en) - toevoegenagregar, añadir - babbelen, brabbelen, kakelen, keuvelen, kleppen, klessebessen, kletsen, kletsmeieren, kouten, kwebbelen, kwekkebekken, kwekken, kwetteren, leuteren, parlevinken, praten, ratelen, rebbelen, rellen, roddelen, snappen, snateren, taterenabrir el pico, bachillerear, badajear, balbucear, chacharear, charlar, chismear, chismorrear, confabularse, conversar, cotillear, farfullar, garlar, hablar, parlotear, parlotear, charlar - expresar, indicar - doorsluizen, kanaliseren, overbrengen, overdragen, overrijdencanalizar, encauzar - uitnodigeninvitar - invite, receive, take in (en) - draw (en) - aanhaken - communiceren, doorgeven, doorvertellencomunicar, hacer entender - give (en) - aanmelden, inloggenacceder, entrar al sistema, iniciar, meter, meter en el sistema - combineren, relateren - het uitzendentransmisión, trasmisión - communicatiecomunicación - fotoperiodismo - telefoongesprek, telefoontje, telefoonverbinding, verbindingcanutazo, comunicación, comunicación telefónica, conferencia telefónica, llamada, llamada de teléfono, telefonazo - collect-call, gesprek voor rekening van de opgeroepeneconferencia a cobro revertido, llamada a cobro revertido - boordradio, radiocontact, radioverbinding, scheepsontvanger, scheepsradioradio, radiofonía, radiorreceptor - televisie - AMA.M., AM - FM, frequentiemodulatieFM, M.F. - lichaamstaallenguaje/expresión corporal, lenguaje corporal, lenguaje gestual - diálogo - colloquium, groepsgesprek, jaarvergadering, kringgesprek, symposion, symposiumconferencia, congreso - taaldaad, taalhandeling, taaluiting, uitingacto de habla, acto lingüístico - litanieletanía - gedachtenlezen, telepathie, telepatieadivinación de pensamientos, telepatía, transmisión del pensamiento[Domaine]

-