golf profesional - round, round of golf (en) - medal play, stroke play (en) - partido serio - midgetgolf, minigolf — minigolf - clock golf (en)[Spéc.]

golfer, golfspeelster, golfspeler — golfista, golfista (neutral gender), jugadora de golf, jugador de golf[Dérivé]

golfen — jugar al golf[GenV+comp]

dormie, dormy (en) - greenside (en) - driving iron, one iron (en) - clubhead, club head, club-head, golf-club head (en) - golfbaan, golflinks, golfterrein, golfveld, links — campo de golf, golf, varillaje - equipo de golf - driving range, golf range (en) - heel (en) - pantalones de golf - toe (en) - wedge (en) - whip (en) - address (en) - cijferlijst, puntenlijst, scorebord, scorelijst — marcador, tarjeta - apron (en) - chuleta - divot (en) - greenskeeper (en) - medailleur, stempelsnijder — medallista - birdie — birdie - bogey (en) - double-bogey (en) - águila - double eagle (en) - par - address (en) - golpear - par (en) - ace (en) - caddie, caddy (en) - eagle (en) - hole up (en) - carry (en) - toe (en) - shank (en) - putten - putten — tirar al hoyo - heel (en) - toe (en) - een hole maken in golf — meter en el hoyo - effect geven, kappen, slicen — dar efecto a la pelota - misslag in golfspel — a la golpe con efecto izquierda, golpe con efecto a la izquierda - sclaff (en) - sclaff (en) - golpear desde el "tee" - chip (en) - birdie (en) - double birdie, eagle (en) - double bogey (en) - bogey (en) - drive (en) - golpe, tiro - chip, chip shot (en) - loft (en) - scratch (en) - golpe[Domaine]

golf (n. neu.) • golf (n.m.) • golfspel (n.)