variance, variation - space walk - familieleven, gezinsleven, huiselijkheid — domesticity - werking — operation - actie, operatie — operation - gebruik, geplogenheid, gewoonte, mos, praktijk, praxis, usance, usantie, usus — pattern, practice - afleiding, dolce far niente, ontspanning, recreatie, rekreatie, relaxatie, verpozing, verstrooiing, vrijetijdsbesteding — diversion, entertainment, recreation - iets voor mij — bag, cup of tea, dish, one's cup of tea - followup, follow-up - game, kamp, match, ontmoeting, potje, spel, spelletje, sportwedstrijd, treffen, wedkamp, wedstrijd, wildbraad — game - beurt — go, play, turn - muz., muziek, toonkunst — music - daad, toneelspelen — acting, performing, playacting, playing - activiteit — animation, liveliness - burst, fit - arbeid, emplooi, werk — work - deeds, memoirs, works - service - activiteit, beroep, bezigheid, occupatie, stiel, werkzaamheden, werkzaamheid — business, job, line, line of work, occupation - occupation - klerkenwerk, schrijfwerk, schrijverij — committal to writing, writing - rol — role - ambtsmisdrijf, euveldaad, misdaad, wandaad — actus reus, misconduct, wrongdoing, wrongful conduct - verkwisting, verspilling — dissipation, squander, squandering, waste, wastefulness, wasting - inspanning, krachtsinspanning, poging, slag — attempt, effort, endeavor, endeavour, essay, exertion, go, shot, stroke, try - beheer, beheersing — control - bescherming, beschutting, beveiliging, protectie — protection - sensory activity - didactiek, lering, les, onderricht, onderwijs, onderwijsinstelling, onderwijskunde, onderwijsleer, opleiding, opvoedkunde, pedagogie, pedagogiek, scholing — didactics, education, educational activity, instruction, pedagogy, teaching, teaching skills - bijscholing, nascholing, vooropleiding — grooming, preparation, training - representatie, vertegenwoordiging, weergave — representation - creatie, kreatie, opwekking, schepping — creation, creative activity - demontage, ontmanteling — disassembling, disassembly, dismantlement, dismantling, struck - paracentese, punctie, punctuur — puncture - gezoek, jacht, zoektocht — hunt, hunting, search - aanwending, applicatie, applikatie, arbeidsproces, gebruik, gebruikmaking, toepassing, utilisatie — application, employment, exercise, usage, use, utilisation, utilization - gevechtshandeling, militaire operatie, operatie — action, military operation, operation - experiment, het meten, maatstelsel, meten, meting, onderzoeking, probeersel, proef, proefneming, test, toets, toetssteen — measure, measurement, measuring, mensuration - graduatie, ijking, maatverdeling, schaal, schaalverdeling — calibration, standardisation, standardization - behandeling, inrichting, organisatie, rangschikking, schikking — arrangement, handling, ordering, organisation, organization - groepering, hergroepering — grouping, regrouping - oplegging — support, supporting - bestendiging, hervatting, vervolgblad, voortduring, voortgang, voortzetting — continuance, continuation - bereidingswijze, gebeuren, proces, receptuur, verwerking, werkwijze — procedure, process - ceremonie, plechtigheid — ceremony - ceremonie, plechtigheid, plichtpleging, solemniteit, vormelijkheid — ceremony - aanbidding, adoratie, glorificatie, verering, verheerlijking — veneration, worship - activating, activation, energizing - geheimhouding, veinzerij, verzwijging — concealing, concealment, hiding, pretence, pretense - ligging, oriëntatie, oriëntering, plaatsing, placement, tafelschikking — emplacement, locating, location, orientation, placement, position, positioning - aanbod, bevoorrading, energiebron, toelevering, verschaffing, voorziening — provision, supply, supplying - aanvraag, aanzoek, adres, navraag, rekest, rekwest, verzoek, verzoekschrift, vraag — application, demand, inquiry, request - aardigheid, behagen, gein, genoegen, genot, jeu, jolijt, jool, leut, leute, lol, lust, plezier, pret, schik, sjeu, vermaak, welbehagen — pleasure - delectation, enjoyment - jammerklacht, lamentatie, weeklacht — lament, lamentation, mourning - gelach, lach, lachen — laugh, laughter - afname, afzet, debiet, markt, marktplaats — market, marketplace, market place - schikkingen, toebereidselen, voorbereiding — arrangements, preparation, preparations, readying - assistentie, bijstand, dienst, hulp, hulpbetoon, hulpverlening, medewerking — aid, assist, assistance, hand, help - steun, stut — support - doen en laten, houding, procesvoering — actions, conduct, doings - behavior, behaviour - leadership, leading - precedence, precedency, precession - solo — solo - buzz - fun - hell, sin - uitlaatklep — outlet, release, vent - last - mystificatie, mystifikatie — mystification, obfuscation - negotiation - stoornis — disturbance, perturbation - tijdmeting, tijdopneming, tijdregeling, tijdwaarneming — timekeeping - business activity, commercial activity - aanlooptijd — prolusion, tune-up, warming up, warm-up - beleid, politiek, politieke leven, politiek leven — policy, political life, politics - verbalisation, verbalization[Spéc.]

inactiviteit — inactivity[Ant.]

actief (n.f.) • action (n.) • activiteit (n.f.) • activity (n.) • aktiviteit (n.f.) • bedrijvigheid (n.f.) • bezigheid (n.f.) • busyness (n.) • drukte (n.f.) • employment (n.) • occupatie (n.f.) • occupation (n.) • pursuit (n.) • werking (n.f.) • werkzaamheden (n.f.p.) • werkzaamheid (n.f.)