Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.016s
expeditie; versturing; verzending; sturen; inzending — expedición; envío; despacho; remisión[ClasseHyper.]
opwekking, provocatie, uitlokking, veroorzaking — causalidad, provocación[Hyper.]
afzenden, insturen, inzenden, opsturen, rondsturen, rondzenden, sturen, versturen, zenden — despachar, enviar, mandar, remitir - envoyer (fr)[Nominalisation]
postzak, sturen — echar, enviar, enviar/mandar por correo, expedir, mandar, remitir - afzenden, expediëren, opsturen, sturen, versturen, verzenden, wegsturen — despachar, enviar, expedir, mandar, remitir - afzenden, expediëren, opsturen, opsturen,, rondsturen, rondzenden, sturen, uitzenden, versturen, verzenden, wegsturen, zenden — a freír espárragos mandar a alguien, a paseo mandar a alguien, despachar, echar, enviar, expedir, mandar, remitir - afzenden, expediëren, gooien, opsturen, sturen, versturen, verwijzen, wegsturen — despachar, echar, enviar, expedir, mandar, remitir[Dérivé]
transmission, transmittal, transmitting (en)[Spéc.]
postzak, sturen — echar, enviar, enviar/mandar por correo, expedir, mandar, remitir - afzenden, expediëren, opsturen, sturen, versturen, verzenden, wegsturen — despachar, enviar, expedir, mandar, remitir - afzenden, expediëren, opsturen, opsturen,, rondsturen, rondzenden, sturen, uitzenden, versturen, verzenden, wegsturen, zenden — a freír espárragos mandar a alguien, a paseo mandar a alguien, despachar, echar, enviar, expedir, mandar, remitir - afzenden, expediëren, gooien, opsturen, sturen, versturen, verwijzen, wegsturen — despachar, echar, enviar, expedir, mandar, remitir[Dérivé]
despacho (n.m.) • envío (n.m.) • inzending (n.f.) • remisión (n.f.) • sturen (n. neu.) • zending (n.f.)
-