Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.047s
handeling; daad; actie; verrichting — acto; acción; actividad humana; hecho[ClasseHyper.]
aan de gang krijgen, aan de praat krijgen, aandrijven, aanslaan, in beweging zetten, inschakelen, in werking stellen, in werking zetten, ontketenen, op gang brengen, opstarten, starten — arrancar, causar, comenzar, desencadenar, empezar, hacer empezar, hacer estallar, hacer funcionar, impulsar, mover, poner en accion, poner en marcha, poner en movimiento, provocar - aanzetten, begeesteren, drijven, enthousiasmeren, motiveren, opwarmen, voortdrijven — empujar, motivar - doen, handelen, optreden, tussenkomen — actuar, hacer, llevar a cabo[Dérivé]
actie, aktie, handeling, rechtshandeling, verrichting — acción, actuación, hecho - malogro - leaning (en) - motivering - veronderstelling — supuesto - afkeuring, afstoting, afwijzing, misprijzen, rejectie, reprobatie, repulsie, verwerping — rechazo, repulsión - offer, opoffering — pérdida - actief, activiteit, aktiviteit, bedrijvigheid, bezigheid, drukte, occupatie, werking, werkzaamheden, werkzaamheid — actividad, animación, ocupación, quehacer - uso - beoordeling, het berekenen, inschatting, quotum — criterio, juicio, parecer, valoración - productie, produktie — producción - arrest, oponthoud, séjour, verblijf — estancia, interrupción, permanencia - ambtswoning, assistentschap, residentie, residentschap, verblijf — estancia, residencia - inactiviteit - inmenging — interferencia, obstaculización, obstrucción - cesación, detención, parada - actie — acción de grupo - distributie, distributiewezen, ronddeling, uitdeling, uitreiking, verbreiding, verdeling, verspreiding, verstrekking — distribución, partición, reparto - legitimation (en) - permissive waste, waste (en) - afkondiging, het proclameren, proclamatie, proklamatie, uitroeping — proclamación, promulgación - communicatie — comunicación - acto de habla - rol - fabricage, fabricatie, productie, produktie, vervaardiging — producción - werkzaamheid — actividad - bedachtzaamheid, beradenheid, precautie, veiligheidsmaatregel, voorzichtigheid, voorzorgsmaatregel — circunspección, cuidado, miramiento, ojo, precaución, premeditación, prevención, previsión, primor, providencia, prudencia, recaudo, tiento - delving, verwerving, winning — adquisición, consecución - opwekking, provocatie, uitlokking, veroorzaking — causalidad, provocación - bevalling, partus - afreis, afscheid, het gaan, vaarwel, vertrek, weggaan — egreso, ida, marcha, partida, salida - ontdekking, vondst — descubrimiento, hallazgo - ontdoen van het zich — desecho, disposición - vervulling — ejecución - het tevoorschijn komen - afplatting, egalisatie, gelijkstelling, nivellering — equiparación, homogeneización, igualación, nivelación - afgraving, exhumatie, opgraving — exhumación - mitsvah, mitzvah (en) - aandrijving, stuwing, stuwkracht — propulsión - het terugvinden, retrieval — recobro, recuperación - running away (en) - aanraking, beroering, ontmoeting, treffen — contacto, roce, toque - derivation (en) - hire (en)[Spéc.]
aan de gang krijgen, aan de praat krijgen, aandrijven, aanslaan, in beweging zetten, inschakelen, in werking stellen, in werking zetten, ontketenen, op gang brengen, opstarten, starten — arrancar, causar, comenzar, desencadenar, empezar, hacer empezar, hacer estallar, hacer funcionar, impulsar, mover, poner en accion, poner en marcha, poner en movimiento, provocar - aanzetten, begeesteren, drijven, enthousiasmeren, motiveren, opwarmen, voortdrijven — empujar, motivar - doen, handelen, optreden, tussenkomen — actuar, hacer, llevar a cabo[Dérivé]
acción (n.f.) • actie (n.f.) • actividad humana (n.) • acto (n.m.) • daad (n.f.) • handeling (n.f.) • hecho (n.) • obra (n.f.) • verrichting (n.)
-