» 

diccionario analógico

cabeza, cerebro, mente, psiquehoofd, kop - lugar - cultura generalalgemene kennis - episteme (en) - capacidad, facultad, capacidad, habilidadkunnen, macht, potentie, solvabiliteit, vermogen - incapacidad, incapacidazinsolvabiliteit, onbekwaamheid, onvermogen, verzium - léxicowoordenschat - léxico, vocabulariolexicon, taalschat, vocabulaire, vocabularium, woordenlijst, woordenschat - ejercicio, prácticapraktijk - cognitive factor (en) - equivalenteequivalent - proceso - proceso - perception (en) - estructura, estructura de conocimientozinsstructuur, zinsstruktuur - inhoud - informacióninfo, informatie, inl., inlichtingen, kondschap - historia - disposición, posturaattitude, gedraging, gedragslijn, habitus, houding, opstelling, positie - aprehensión, chirumen, churumen, comprensión, conocimiento práctico, entendimiento, percepción, sentido comúnbegrijpen, begrip, benul, besef, inzicht, notie, onderkenning, verstajem[Spéc.]

cognoscitivocognitief[Dérivé]

bagage (n.f.) • bekwaamheid (n.f.) • cognición (n.) • cognitie (n.) • competentie (n.f.) • conocimiento (n.) • kennis (n.) • kenvermogen (n.) • kunde (n.f.) • kundigheid (n.f.) • medeweten (n.)

-