» 

diccionario analógico

factotum (en)[Domaine]

instance (en)[Domaine]

eruitzien, ogen, tonen, zienaparentar - lijden aan, opvreten, pijn hebben, vergaandoer, sofrer - goed gaan, goed staan, het goed doenestar bem, estar de saúde, sentir-se bem - padecer, sofrer - zich voelensentir-se - blijven, uitblijven, wegblijvencontinuar, ficar, manter - doorgaancontinuar - fonkelen, sprankelenbrilhar - epateren, in verwarring brengen, puzzelen, verbazen, verbijsteren, verwarren, verwonderenconfundir, desconcertar - plaatsen, zich bevinden - point (en) - behoefte, behoeven, disfunctioneren, hoeven, mankeren, nodig hebben, schelen, vereisennecessitar, precisar, requerer - compact, pack (en) - liggen, liggend, rustenapoiar, descansar, pousar, repousar - cut (en) - enfadarse, indignarse, rabiar (es) - rondhangenvaguear - aandoen, dunken, eruitzien, er uitzien, lijken, ogen, optreden, ruiken, schijnen, toelijken, toeschijnen, tonen, verschijnen, voorkomen, zienaparecer, parecer - blijkenparecer, ter aparência de - danken, schuldig zijndever - aanbehoren, behoren tot, toebehoren, toebehoren aan, van, zijn vanpertencer a, ser a - dekkenchegar para, cobrir, encobrir - vertegenwoordigenrepresentar - account (en) - cut across (en) - beginnencomeçar - beginnencomeçar - aanliggen, liggen, staanencontrar-se - especificar - gaanestar - betekenisvol zijn, kloppenfazer sentido - bestaan, bestaan uit, gelijkstaanconstar - blijken, leiden, resulteren, uitdraaien, uitlopen, uitmonden, uitpakken, uitvallen, vallendemostrar, fazer prova de, mostrar ser, provar, resultar - estabelecer, explicar - achterblijven, overblijven, overschieten, resten, resterendemorar-se - bijstaan, gereedstaan, klaarstaan, plakkenapoiar, colar - echtbreken, fröbelen, knutselen, lanterfanten, leeglopen, lummelen, rondbanjeren, rondhangen, rondlummelen, rotzooien, slungelen, straatslijpen, treuzelen, vreemdgaandemorar-se, descansar, ficar, permanecer, vadiar - bedragen, belopen, gelijkstaan met, komen opadicionar, ficar por, montar a, significar, somar - belangrijk zijn, er iets toe doen, ertoe doen, er toe doen, er wel toe doen, gelden, iets kunnen schelen, iets uitmaken, meespelen, meespreken, relevant zijn, schelen, spelen, tellen, ter zake doen, uitmaken, van belang zijn, van betekenis zijn, verrekken, verrotten, wel kunnen schelen, wel uitmakenimportar - rate (en) - recht hebben op, toekomen, verdienen, waard zijnmerecer, valer - lonen, renderen - shine (en) - fall (en) - afhangen van, berustendepender, depender de - ten grondslag liggen aanestar por trás de - stink (en) - tegengesteld zijndelimitar, subtender - representar - plaats hebben voorlevar - bedragen, belopen, komen, maken, worden, zijnvaler - metenmedir - gonzen, gonzen van de activiteiten, roezemoezen, roezenaquecer, zunir - overvloedig aanwezig zijn, overvloedig zijnabundar, abundar em, ser abundante, ser rico - afwijken, niet goed bekomendiscordar, fazer mal - aangapen, gapenbocejar, embasbacar, escancarar-se - de neiging hebben, de neiging hebben om, de neiging hebben tot, plegen, tenderen, zwemenestar inclinado a, ter tendência para - go, run (en) - meespelen - press (en) - razen, woedenenfurecer-se, grassar, prosseguir com violência, soprar - betreffen, samenhangen met, verband houden met, verbonden zijn metestar ligado a, relacionado com - bronstig zijnestar no cio - stagnate (en) - stagnerenestagnar, estagnar-se - handig zijn, van pas komenser útil - estar agachado, estar de cócoras - hoodoo (en) - dreigen, ophanden zijn, op handen zijn, op komst zijnameaçar, pairar sobre, pender - variërenvariar - aanblijven, blijven, overblijvenficar, permanecer - vender-se - translate (en) - bijdraaiendirigir, encabeçar - dirigirse, ir a, marchar (es) - vergelijkencomparar-se - komen, staan, vallenestar - encounter, run into (en) - gravitar - betalen, verdienenvaler a pena - diverge (en) - uitblinkenfulgir, fulgurar, salientar-se, sobressair - iridesce (en) - schuilen, schuilgaanestar - staan - hang (en) - bagunçar - gelegen komen, passen, staan, treffen, van pas komen, verhoudenconvir - eindigenfinalizar - passen, sluiten, zittencaber, cair bem - blootstaan, openstaan, vaceren, vrijstaandar por empréstimo - ontspannen - behoren, horen, ressorteren, vallenpertencer, pertenecer - behoren, betamen, horen, passenfazer parte, pertencer - afbuigen, buigen, kronkelenfazer uma curva - emburujarse, hacer un revoltillo, mezclar, mezclarse (es) - beloven, toezeggen, voorspellen - aguantar, coger, llevar, soportar (es) - lavarse, limpiarse (es) - trekkenatrair, puxar - wassenlavar-se - balancerenequilibrar - proceder de, ser oriundo de - act (en) - test (en) - seem (en) - voldoen aancorresponder - beat (en) - hold (en) - contain (en) - connect (en) - sell (en) - sell (en) - dodenmatar - make (en) - adornar, ornamentar, tornar belo - consist (en) - work (en) - lubricate (en) - breathe (en) - aparar - swing (en) - osculate (en) - retard (en) - transplant (en) - adherirse (es) - bezwaar makenobjetar, opor-se - stick (en) - recognize (en) - distribute (en) - put out (en) - behoren, behoren tot, deel uitmaken van, deel zijn van, horen, lid zijn van, ressorteren, thuishoren, thuishoren bij, toebehoren, toehoren, vallen, zijnpertencer, pertencer a - versierenadornar, decorar, fazer decoração - suck (en) - count (en) - bake, broil (en) - drown, swim (en) - duizelenandar à roda - belong (en)[Spéc.]

bestaan (v.) • bevinden (v. trans.) • estar (v.) • ser (v.) • steken (v.) • uitmaken (v. trans.) • verkeren (v.) • vormen (v. trans.) • zijn (v.) • zitten (v. intr.)

-