Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.031s
factotum (en)[Domaine]
instance (en)[Domaine]
eruitzien, ogen, tonen, zien — aparentar - lijden aan, opvreten, pijn hebben, vergaan — doer, sofrer - goed gaan, goed staan, het goed doen — estar bem, estar de saúde, sentir-se bem - padecer, sofrer - zich voelen — sentir-se - blijven, uitblijven, wegblijven — continuar, ficar, manter - doorgaan — continuar - fonkelen, sprankelen — brilhar - epateren, in verwarring brengen, puzzelen, verbazen, verbijsteren, verwarren, verwonderen — confundir, desconcertar - plaatsen, zich bevinden - point (en) - behoefte, behoeven, disfunctioneren, hoeven, mankeren, nodig hebben, schelen, vereisen — necessitar, precisar, requerer - compact, pack (en) - liggen, liggend, rusten — apoiar, descansar, pousar, repousar - cut (en) - enfadarse, indignarse, rabiar (es) - rondhangen — vaguear - aandoen, dunken, eruitzien, er uitzien, lijken, ogen, optreden, ruiken, schijnen, toelijken, toeschijnen, tonen, verschijnen, voorkomen, zien — aparecer, parecer - blijken — parecer, ter aparência de - danken, schuldig zijn — dever - aanbehoren, behoren tot, toebehoren, toebehoren aan, van, zijn van — pertencer a, ser a - dekken — chegar para, cobrir, encobrir - vertegenwoordigen — representar - account (en) - cut across (en) - beginnen — começar - beginnen — começar - aanliggen, liggen, staan — encontrar-se - especificar - gaan — estar - betekenisvol zijn, kloppen — fazer sentido - bestaan, bestaan uit, gelijkstaan — constar - blijken, leiden, resulteren, uitdraaien, uitlopen, uitmonden, uitpakken, uitvallen, vallen — demostrar, fazer prova de, mostrar ser, provar, resultar - estabelecer, explicar - achterblijven, overblijven, overschieten, resten, resteren — demorar-se - bijstaan, gereedstaan, klaarstaan, plakken — apoiar, colar - echtbreken, fröbelen, knutselen, lanterfanten, leeglopen, lummelen, rondbanjeren, rondhangen, rondlummelen, rotzooien, slungelen, straatslijpen, treuzelen, vreemdgaan — demorar-se, descansar, ficar, permanecer, vadiar - bedragen, belopen, gelijkstaan met, komen op — adicionar, ficar por, montar a, significar, somar - belangrijk zijn, er iets toe doen, ertoe doen, er toe doen, er wel toe doen, gelden, iets kunnen schelen, iets uitmaken, meespelen, meespreken, relevant zijn, schelen, spelen, tellen, ter zake doen, uitmaken, van belang zijn, van betekenis zijn, verrekken, verrotten, wel kunnen schelen, wel uitmaken — importar - rate (en) - recht hebben op, toekomen, verdienen, waard zijn — merecer, valer - lonen, renderen - shine (en) - fall (en) - afhangen van, berusten — depender, depender de - ten grondslag liggen aan — estar por trás de - stink (en) - tegengesteld zijn — delimitar, subtender - representar - plaats hebben voor — levar - bedragen, belopen, komen, maken, worden, zijn — valer - meten — medir - gonzen, gonzen van de activiteiten, roezemoezen, roezen — aquecer, zunir - overvloedig aanwezig zijn, overvloedig zijn — abundar, abundar em, ser abundante, ser rico - afwijken, niet goed bekomen — discordar, fazer mal - aangapen, gapen — bocejar, embasbacar, escancarar-se - de neiging hebben, de neiging hebben om, de neiging hebben tot, plegen, tenderen, zwemen — estar inclinado a, ter tendência para - go, run (en) - meespelen - press (en) - razen, woeden — enfurecer-se, grassar, prosseguir com violência, soprar - betreffen, samenhangen met, verband houden met, verbonden zijn met — estar ligado a, relacionado com - bronstig zijn — estar no cio - stagnate (en) - stagneren — estagnar, estagnar-se - handig zijn, van pas komen — ser útil - estar agachado, estar de cócoras - hoodoo (en) - dreigen, ophanden zijn, op handen zijn, op komst zijn — ameaçar, pairar sobre, pender - variëren — variar - aanblijven, blijven, overblijven — ficar, permanecer - vender-se - translate (en) - bijdraaien — dirigir, encabeçar - dirigirse, ir a, marchar (es) - vergelijken — comparar-se - komen, staan, vallen — estar - encounter, run into (en) - gravitar - betalen, verdienen — valer a pena - diverge (en) - uitblinken — fulgir, fulgurar, salientar-se, sobressair - iridesce (en) - schuilen, schuilgaan — estar - staan - hang (en) - bagunçar - gelegen komen, passen, staan, treffen, van pas komen, verhouden — convir - eindigen — finalizar - passen, sluiten, zitten — caber, cair bem - blootstaan, openstaan, vaceren, vrijstaan — dar por empréstimo - ontspannen - behoren, horen, ressorteren, vallen — pertencer, pertenecer - behoren, betamen, horen, passen — fazer parte, pertencer - afbuigen, buigen, kronkelen — fazer uma curva - emburujarse, hacer un revoltillo, mezclar, mezclarse (es) - beloven, toezeggen, voorspellen - aguantar, coger, llevar, soportar (es) - lavarse, limpiarse (es) - trekken — atrair, puxar - wassen — lavar-se - balanceren — equilibrar - proceder de, ser oriundo de - act (en) - test (en) - seem (en) - voldoen aan — corresponder - beat (en) - hold (en) - contain (en) - connect (en) - sell (en) - sell (en) - doden — matar - make (en) - adornar, ornamentar, tornar belo - consist (en) - work (en) - lubricate (en) - breathe (en) - aparar - swing (en) - osculate (en) - retard (en) - transplant (en) - adherirse (es) - bezwaar maken — objetar, opor-se - stick (en) - recognize (en) - distribute (en) - put out (en) - behoren, behoren tot, deel uitmaken van, deel zijn van, horen, lid zijn van, ressorteren, thuishoren, thuishoren bij, toebehoren, toehoren, vallen, zijn — pertencer, pertencer a - versieren — adornar, decorar, fazer decoração - suck (en) - count (en) - bake, broil (en) - drown, swim (en) - duizelen — andar à roda - belong (en)[Spéc.]
bestaan (v.) • bevinden (v. trans.) • estar (v.) • ser (v.) • steken (v.) • uitmaken (v. trans.) • verkeren (v.) • vormen (v. trans.) • zijn (v.) • zitten (v. intr.)
-