Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.015s
bestieren, besturen, bevelen, managen — controlar, estar al mando de[Hyper.]
ondergeschiktheid, onderschikking, onderwerping, submissie — subordinación - autoriteit, bevoegdheid, dominantie, gezag, machtiging, overheersing, overmacht, zeggenschap — autoridad, autorización, dominación - baas, grootmeester, grootmeesteres, heer, lord, meester, schaakmeester — ama, amo, dueña, dueño, gran señor, señor, señora - autoriteit, force majeure, hegemonie, meesterschap, oppermacht, overheersing, overmacht, suprematie — carácter magistral, control, dominación, dominio, preponderancia, supremacía - overheersend — dominante, predominante[Dérivé]
bevelen, commanderen, gebieden, kommanderen, verordenen, verordonneren — dar orden de, dar órdenes, mandar, mangonear, marimandonear, ordenar - knechten, onderwerpen — dominar, someter, subyugar[Spéc.]
ondergeschiktheid, onderschikking, onderwerping, submissie — subordinación - autoriteit, bevoegdheid, dominantie, gezag, machtiging, overheersing, overmacht, zeggenschap — autoridad, autorización, dominación - baas, grootmeester, grootmeesteres, heer, lord, meester, schaakmeester — ama, amo, dueña, dueño, gran señor, señor, señora - autoriteit, force majeure, hegemonie, meesterschap, oppermacht, overheersing, overmacht, suprematie — carácter magistral, control, dominación, dominio, preponderancia, supremacía - overheersend — dominante, predominante[Dérivé]
bedwingen (v. trans.) • beheersen (v.) • dominar (v.) • domineren (v.) • kleinkrijgen (v.) • onderwerpen (v. trans.)
-