voor een krijgsraad berechten — vor ein Kriegsgericht kommen[Spéc.]

judicium, rechterlijke uitspraak, uitspraak, vonnis — Entscheid, Erkenntnis, Urteil - arrest - justitie — Justiz - jurylid — Schiedsrichter, Schiedsrichterin - jurist, juriste, Justitia, kantonrechter, rechter, rechtsgeleerde, richter — Jurist, Juristin, Richter, Richterin - penseelstreek, toets, touche - geding, gerechtszaak, pleit, pleitzaak, procedure, proces, rechtsgeding, rechtshandel, rechtszaak, strafgeding, zaak — Prozeß - adjudicative, adjudicatory (en)[Dérivé]

beoordelen (v.) • beproeven (v. trans.) • berechten (v. trans.) • eine Verhandlung führen (v.) • ein Urteil fällen über (v.) • jureren (v. trans.) • oordelen (v.) • Recht sprechen (v.) • rechtspreken (v.) • richten (v.) • terechtstaan (v.) • urteilen (v.) • veroordelen (v. trans.) • vonnissen (v. trans.) • vor Gericht stellen (v.)