» 

diccionario analógico

afgrazen, afwerken, opgaan, opmaken, uithollen, verbruiken, vertereninfilzare, sfibrare, spendere - potverteren, verbrassen, verdoen, verkwanselen, verkwisten, vermorsen, verspillendilapidare, dissipare, perdere, prodigare, profondere, sacrificare, scialacquare, sciupare, sperperare, sprecare - blow (en) - verbeuzelen, vermorsenscialare - underspend (en) - malgastar (es) - tacañear (es) - beleggen, investeren, uitzetten, vastleggen, vastzettencollocare, investire - bezuinigenfare economia, risparmiare - besteden, spenderen, uitgeven, verterenimpiegare, spendere - beuzelen - verspelensprecare[Spéc.]

besteding, uitbetaling, uitgaaf, uitgaveesborso, scappata, spesa, uscita - verbruikspesa - derrochador, gastador (es) - onkosten, onkostenvergoeding, uitgaaf, uitgave, uitgaven, verblijfsvergoedingconsumo, spesa, spese - duurcaro, costoso[Dérivé]

consumare (v.) • verbruiken (v.)

-