» 

diccionario analógico

buigen, krombuigen, krommen, ombuigen, plooien, scheefbuigen, scheeftrekken, verbuigen, verkrommenacodar, acodillar, arquear, combar, curvar, doblar, enarcar, encorvar, torcer - krommenarquear - incurvate (en) - replicate, retroflex (en) - buigen, geren, glooien, hellen, knikken, leunen, overhangen, overhellen, overslaan, scheef houden, schuin houden, uitwijken, vissenbajar, inclinarse, ladearse - buigen, bukken, een buiging maken, krommen, nijgen, stoten, zich bukkenagacharse, bajarse, hacer una reverencia, inclinar, inclinarse - dubbelgevouwen zijn, dubbelvouwen, ineenkrimpendoblar, doblarse - kruipen voor, kwispelen, kwispelstaarten, voor iemand kruipen, zich vernederenarrastrarse, arrastrarse ante, contraerse, encogerse, humillar, humillarse, rebajarse, rebajarse ante, temblar - krullen, zich nestelen, zich vlijenacurrucarse, arrellanarse, enrollarse, hacerse un ovillo[Spéc.]

flexion, flexure (en) - bender (en) - bocht, buiging, curve, draai, flexuurrecodo, viraje - kreuk, kreukel, plooi, vouwarruga, dobladura, plegado, pliegue[Dérivé]

kleinmakenencorvar[Domaine]

goedleggen, ontkrullen, rechtzettendesencorvar, enderezar, erguirse, poner derecho[Ant.]

buigen (v.) • curvar (v.) • doblarse (v.) • doorbuigen (v. intr.) • krombuigen (v. trans.) • krommen (v.) • overspannen (v.) • plooien (v.) • torcer (v.) • verkrommen (v.)

-