Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.031s
andar, caminhar, deslocar-se, ir — bewegen, doorreizen, gaan, koersen, tijgen, voortbewegen[Hyper.]
emanar — emaneren, vrijkomen - abordar, cumprimentar — aanklampen, toespreken - andar por, aproximar-se, vir — tegen... lopen, tegen de... zijn - acercar, aproximar, aproximar-se, vir — aankomen, dichterbijkomen, dichterbij komen, genaken, naderbij komen, naderen, naken, opkomen[Spéc.]
aproximação — nabijheid, naderen, nadering[Dérivé]
buscar/ir buscar?, obter, transmitir — brengen, halen - trazer — brengen - adquirir, levar, tirar, tomar, transmitir, transportar, trazer — aandragen, brengen, maken, opnemen[Domaine]
nascer — opkomen, rijzen - à superfície vir — losbarsten, losbreken, ontspringen, opduiken, rijzen, uitbarsten, uitbreken - atingir, chegar a, conseguir, conseguir a, dar resultado, ir longe, ser bem sucedida, ser bem sucedidas, ser bem sucedido, ser bem sucedidos — aanslaan, er doorheen komen, er een succes van maken, erin slagen, gaan, het ver brengen, in het leven slagen, inslaan - sobreviver, sobreviver a, superar — overleven - combinar, incluir-se — behoren bij, meerijden, passen bij, regeren[Analogie]
-