hem (en) - resew (en) - overcast (en) - overcast (en) - pespontar - preguear — rimpelen - finedraw (en) - kappen, omhakken, omhouwen, omkappen, vellen - pregar — aanrijgen, rijgen, vastspijkeren - hemstitch (en) - retick, tick (en) - começar a malha — opzetten - rematar — afhechten[Spéc.]

alfaiate, costureiro, desenhador, designer — kleermaakster, modehuis - couseur (fr)[PersonneQui~]

découdre (fr)[Défaire]

costura (es)[Nominalisation]

costura — het naaien, naaiwerk, steken, stiksel, stikwerk - costura — naaiwerk, stikwerk - malha, pontada, ponto, rede — maas, schalm, steek - cosedor (es) - costureiro, máquina de pontear — afmaker[Dérivé]

cerzir — mazen, stoppen - button (en) - acolchar (es) - bordar, enfeitar, recamar — aandikken, borduren, handwerken - fazer malha, fazer malhas, fazer meias, fazer rendas, tricotar — breien[Domaine]

aannaaien (v.) • bestikken (v.) • bordar (v.) • coser (v.) • costurar (v.) • dichtnaaien  • naaien (v.) • stikken (v.) • vastnaaien (v.)