dicht tegen iemand aankruipen, het zich behaaglijk maken, zich nestelen — behaglich niederlassen, es sich gemütlich machen, kuscheln[Spéc.]

begrijp — Griff[Nominalisation]

préhenseur (fr)[QuiSertA~]

prehensile (en)[QuiPeut~]

greep, grip — Griff[Dérivé]

aannemen (v. trans.) • aanpakken (v. trans.) • aanvatten (v. trans.) • anfassen (v. trans.) • annehmen (v. trans.) • anpacken (v. trans.) • an sich pressen (v. trans.) • de armen slaan om (v. trans.) • de armen strengelen om (v. trans.) • die Arme schlingen um (v. trans.) • drücken (v. trans.) • erfassen (v. trans.) • erhaschen (v. trans.) • erwischen (v. trans.) • fest drücken (v.) • haschen (v. trans.) • in de armen sluiten (v. trans.) • in die Arme schließen (v. trans.) • nehmen (v. trans.) • nemen (v. trans.) • packen (v. trans.) • stevig vasthouden (v.) • tegen zich aan drukken (v. trans.) • umfassen (v. trans.) • vastbijten (v.) • vatten (v. trans.)