Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.015s
factotum (en)[Domaine]
Stating (en)[Domaine]
uitdrukken, uiten, uiting — decir verbalmente, expresar[Hyper.]
bekendmaking, dictum, kennisgeving, officiële verklaring, opgaaf, opgave, uitspraak — afirmación, declaración pública, exposición, informe, manifestación - affirmatie, bevestiging, bewering, ja, uitspraak, verklaring — afirmación, aserción, aserto, aseveración, declaración, deposición - verwittiging — comunicación, notificación - commentator, duimzuiger, vertellen, verteller, vertelster — narrador, narradora - zeggenschap, zegje — opinión, voz, voz y voto[Dérivé]
zeggen[Domaine]
in overweging geven, voorleggen — presentar, someter, someter a - declarar erróneamente, declarar falsamente - antwoorden, beantwoorden, reageren, repliceren, rescriberen, responderen, terugzeggen, terugzenden — contestar, responder - inleiden, introduceren, invoeren — implantar, introducir - declareren, uitspreken, verklaren — declarar, pronunciarse - articuleren, artikuleren — articular - get out (en) - beweren, pretenderen, verklaren — declarar, declararse, manifestar, manifestarse - aangeven, declareren - een opmerking maken, opmerken, signaleren — comentar, hacer comentarios, hacer una observación, indicar, notar, observar, señalar - toevoegen — agregar, añadir - uitleggen, verklaren — explicar - give (en) - sum, summarise, summarize, sum up (en) - aangeven — comunicar, denunciar, informar, señalar[Spéc.]
bekendmaking, dictum, kennisgeving, officiële verklaring, opgaaf, opgave, uitspraak — afirmación, declaración pública, exposición, informe, manifestación - affirmatie, bevestiging, bewering, ja, uitspraak, verklaring — afirmación, aserción, aserto, aseveración, declaración, deposición - verwittiging — comunicación, notificación - commentator, duimzuiger, vertellen, verteller, vertelster — narrador, narradora - zeggenschap, zegje — opinión, voz, voz y voto[Dérivé]
zeggen[Domaine]
afirmar (v. trans.) • decir (v.) • manifestar (v. trans.) • opzeggen (v.) • spreken (v. trans.) • uitbrengen (v. trans.) • zeggen (v.)
-