re-argue (en) - bediscussiëren, debatteren — protestar - behandelen, verdedigen, voorstaan[Spéc.]

argumentatie, betoog, bewijsvoering — argumentación, argumento, discurso, disquisición, razonamiento[Nominalisation]

argumentateur (fr) - argumentant (fr)[PersonneQui~]

argumenteur (fr)[Qui~]

brein, denkraam, denkvermogen, geest, geestvermogen, hersens, ratio, rede, reden — intelecto, razón - argumentatie, betoogtrant, gedachtengang, onderbouwing, redenatie, redeneertrant, redenering — argumentación, argumento lógico - bonje, discussie, disharmonie, gedachtenwisseling, heibel, herrie, kif, kift, kwestie, mot, onaangenaamheden, onaangenaamheid, onenigheid, onmin, onvrede, redekaveling, ruzie, stront, trammelant, twist, woordentwist, woordenwisseling — debate, discusión, intercambio de palabras - debater — tertuliano - razonador - rationaliteit, redelijkheid — juicio, lo razonable, racionalidad, sensatez[Dérivé]

alegar (v. trans.) • argüir (v. intr.) • argumentar (v. trans.) • argumenteren (v. intr.) • beredeneren (v.) • betogen (v. trans.) • debatir (v.) • een betoog houden (v. trans.) • pleiten (v.) • probar (v. intr.) • rationaliseren (v. trans.) • razonar (v.) • redetwisten (v.) • sostener (v.)