Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.015s
communicatie — comunicación - communicatie — comunicación - intercomunicación - communicator — comunicador, comunicadora, comunicante - communicatief, kommunicatief, mededeelzaam, spraakzaam — comunicable, comunicativo, conversador, hablador[Dérivé]
bekkentrekken, een gezicht trekken, gekke bekken trekken, gekke gezichten trekken, grijnzen, trekkebekken, trekken, vertrekken — hacer muecas, hacer una mueca - fingerspell, finger-spell (en) - aphorise, aphorize (en) - riddle (en) - project (en) - bereiken, contacteren, reiken, te pakken krijgen — alcanzar, contactar, localizar, ponerse en contacto con - in de maag splitsen, op de hals schuiven, opleggen — encajar, encajar a, endilgar, endilgar a, infligir - comulgar - iemands achtergrond nagaan, informeren, informeren naar, infromeren, inlichtingen inwinnen, inwinnen, navraag doen, navragen, vragen, vragen naar, vragen om — averiguar, confirmar, informarse, interesarse por, investigar, pedir, pedir información, pedir informes, preguntar, preguntar para, preguntar por, solicitar - telecommunicate (en) - informeren, inlichten, kennen, mededelen, meedelen, op de hoogte stellen, verwittigen — comunicar, informar - grollen — bufonearse, burlarse, contar chistes - greet (en) - aanhouden, aanspreken, bepalen, keren, raadplegen, richten, vervoegen, wenden — dirigir a, llamar - jaknikken, ja knikken, knikken, toeknikken — asentir con la cabeza, mover la cabeza afirmativamente - sign (en) - een toespraak houden, kletsen, praten, reppen, spreken, uitspreken — decir, hablar, pronunciar - converseren, spreken, spreken over — conversar, hablar - overleggen, praten, spreken — charlar, conversar, dialogar, hablar - gebaren, gebaren maken, gesticuleren, gestikuleren, wenken, wijzen — gesticular, hacer señas, hacer una señal/señales, hacer un gesto/gestos - telepathise, telepathize (en) - write (en) - een radiobericht zenden — radiar - schrijven — escribir a - interconectar - beduiden, een sein geven, een teken geven, gebaren, seinen, wenken — comunicar por señas, dar una señal, hacer gestos, hacer seña a, hacer señas, hacer señas de, hacer una señal, indicar, llamar con señas, señalar - semaphore (en) - fluiten, kwelen, zingen — silbar - give, throw (en) - give, pay (en) - erkenning — alabar, dar, loar - uitdrukken — transmitir - afgeven, uitgeven, uitvaardigen - overkomen, overwaaien — apoderarse, apoderarse de, invadir, llegar, ponerse, sentirse, visitar, volverse - compartir - get (en) - gab, yak (en) - blog (en)[Spéc.]
communicatie — comunicación - communicatie — comunicación - intercomunicación - communicator — comunicador, comunicadora, comunicante - communicatief, kommunicatief, mededeelzaam, spraakzaam — comunicable, comunicativo, conversador, hablador[Dérivé]
communiceren (v.) • comunicar (v.) • comunicarse • in contact komen
-