Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.016s
compter (fr)[Classe]
argumenteren, raisonneren, redeneren — argumentieren, denken, räsonieren, schließen, schlussfolgern[Hyper.]
berekening, calculatie, cijferwerk, rekenwerk — Berechnung - calculator, rekenaar, rekenautomaat, rekenmachine, rekentoesel, rekentuig, zakrekenmachine — Rechner, Taschenrechner - computer — Computer, Datenverarbeitungsanlage, EDVA, elektronische Datenverarbeitungsanlage, Rechner - stel — Haufen, Masse, Menge - becijfering, beraming, berekening, calculatie, kalkulatie — Berechnung, Bezifferung, Hochrechnung, Kalkulation, Voranschlag - Kalkül - calculator, rekenaar, rekentabel, rekentafel - bedrag — Betrag - nul, nulpunt, nulteken — Null, Null-, Nulllinie, Null-Linie, Nullpunkt - berekenbaar — berechenbar[Dérivé]
calcular, deducir (es)[Domaine]
quantise, quantize (en) - worteltrekken, wortel trekken — radizieren, Wurzel ziehen - prorate (en) - buiten de waard rekenen, misgokken, misrekenen, verkeerd berekenen, zich misrekenen, zich verrekenen — die Rechnung ohne den Wirt machen, falsch berechnen, sich verkalkulieren, sich verrechnen, sich versehen in, verrechnen - nacijferen, narekenen - gemiddeld komen op — durchschnittlich betragen - factor, factor in, factor out (en) - aanbouwen, bijeentellen, bijtellen, optellen — addieren, dazuzählen, hinzuzählen, summieren, zusammenzählen - multipliceren, vermenigvuldigen — malnehmen, multiplizieren, multipliziert, vervielfachen - delen, opsplitsen, segmenteren, verdelen — aufteilen, dividieren, teilen, verteilen - afleiden, differentiëren - integrate (en) - opmeten — vermessen - budgetteren, een begroting opstellen, in een begroting opnemen — einen Haushaltsplan machen, einteilen, haushalten, planen, wirtschaften - capitalizar (es)[Spéc.]
mathematische Operation, Operation - becijfering, beraming, berekening, calculatie, kalkulatie — Berechnung, Bezifferung, Hochrechnung, Kalkulation, Voranschlag[Nominalisation]
onberekenbaar — unberechenbar[QuiNePeutEtre]
berekenbaar — berechenbar - chiffrable (fr)[QuiPeutEtre]
berekening, calculatie, cijferwerk, rekenwerk — Berechnung - computer — Computer, Datenverarbeitungsanlage, EDVA, elektronische Datenverarbeitungsanlage, Rechner - stel — Haufen, Masse, Menge - Kalkül - calculator, rekenaar, rekentabel, rekentafel - bedrag — Betrag - nul, nulpunt, nulteken — Null, Null-, Nulllinie, Null-Linie, Nullpunkt[Dérivé]
get (en) - calcular, deducir (es)[Domaine]
ausrechnen (v. trans.) • becijferen (v.) • begroten (v. trans.) • beramen (v.) • berechnen (v. trans.) • berekenen (v. trans.) • beziffern (v.) • calculeren (v. trans.) • cijferen (v. trans.) • den Rechenstift ansetzen (v. trans.) • errechnen (v. trans.) • hochrechnen (v. trans.) • kalkuleren (v. trans.) • kalkulieren (v. trans.) • omrekenen (v.) • plannen (v.) • rechnen (v. trans.) • rekenen (v. trans.) • sich etwas ausrechnen (v.) • uitrekenen (v. trans.) • uitwerken (v.) • voorrekenen (v. trans.) • vorrechnen (v. trans.) • zusammenzählen
-