prutsen — herumbasteln - dichtstoppen, stoppen - lappen — flicken - lappen, oplappen — schustern - invoegen, strijken, voegen — verfugen - troubleshoot, trouble-shoot (en) - bijpleisteren, lijmen, verstellen — flicken - verzolen, zolen — besohlen, doppeln, neu besohlen - renovar (es) - hak onder een schoen zetten — mit Absätzen versehen - mazen, stoppen — stopfen[Spéc.]

herstel, herstelling, herstellingswerk, lapwerk, redres, reparatie, verstelgoed — Ausbesserung, Instandsetzung, Reparatur, Wiedergutmachung[Nominalisation]

mecanicien, monteur, onderhoudsman, reparateur, technieker — Instandsetzer, Mechaniker, Mechanikerin, Reparateur[PersonneQui~]

onherstelbaar — unersetzlich[QuiNePeutEtre]

réparable (fr)[QuiPeutEtre]

restoration (en) - en reparación (es)[Dérivé]

Heil-...[Qui~]

grondig nakijken, reviseren — überholen[Domaine]

afbreken, breken — abbrechen, brechen[Ant.]

ausbessern (v. trans.) • boeten (v. intr.) • dokteren (v.) • flicken (v.) • herstellen (v. trans.) • machen (v. trans.) • maken (v. trans.) • redresseren (v.) • repareren (v. trans.) • reparieren (v. trans.) • vijlen (v. trans.) • wiederherstellen (v. trans.) • wieder instandsetzen (v. trans.)