amenderen, corrigeren, herstellen, rechtbreien, rechttrekken, rechtzetten, rectificeren, verhelpen — abhelfen, Abhilfe schaffen, beheben, für Abhilfe sorgen, richtigstellen, richtig stellen, verbessern - debuggen, ontluizen — debuggen - afstellen, bijstellen, gelijkzetten, instellen, stellen, verstellen — adjustieren, einrichten, einstellen, justieren, nachstellen[Spéc.]

rechtzetting, rectificatie, rektifikatie, verbetering — Berichtigung, Dementierung, Richtigstellung - aanpassing, bewerking — Bearbeitung[Nominalisation]

rectificatif (fr)[CeQui~]

rectificatif (fr)[Qui~]

herstelbaar, rectificeerbaar — wieder gutzumachen, zu berichtigen[QuiPeutEtre]

rectificateur (fr)[PersonneQui~]

bestraffing, correctie, rechtzetting, repressie — Berichtigung, Verbesserung[Dérivé]

vervalsen — fälschen[Ant.]

berichtigen (v. trans.) • corrigeren (v. trans.) • dementieren (v. trans.) • klarstellen (v. trans.) • korrigieren (v. trans.) • rechtzetten (v. trans.) • rectificeren (v. trans.) • rektificeren (v. trans.) • rektifizieren (v. trans.) • richtigstellen (v. trans.) • verbeteren (v. trans.)