Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.14s
helpen — modificar; alterar; cambiarse[ClasseHyper.]
aanpassing, alteratie, verandering, wijziging — cambio, modificación - accommodatie, adaptatie, alteratie, assimilatie, bijstelling, modificatie, modifikatie, mutatie, wijziging — modificación, reciclaje - verandering - afwisseling, alteratie, alternantie, alternatie, alternering, keer, variatie, variëteit, verandering, wending, wijziging — alteración, cambio, modificación - changer, modifier (en) - verandering - verandering — cambio - alterable (en) - wijzigbaar[Dérivé]
oproepen, wekken — despertar, despertar a, despertarse - in slaap brengen, in slaap doen vallen, in slaap sussen — adormecer, anestesiar, arrullar, dormir - aantasten, stemmen - aanhalen, verversen — refrescar - bemesten, bevruchten, insemineren — fecundar, fertilizar - indisponer - huilen — llorar - etiolate (en) - animalise, animalize, brutalise, brutalize (en) - converteren, omvormen, omzetten, transformeren — convertir - opalise, opalize (en) - arterialise, arterialize (en) - krijgen, stemmen — volver - counterchange, interchange, transpose (en) - vascularise, vascularize (en) - decrepitate (en) - suburbanise, suburbanize (en) - radicaal veranderen — revolucionar - etioleren - barbarise, barbarize (en) - alkalinise, alkalinize (en) - mythiseren, mythizeren, mythologiseren, mythologizeren, mytiseren, mytologiseren, tot een myte maken, tot een mythe maken — mitificar - allegorise, allegorize (en) - ontmythologiseren - brengen — llevar - coarsen (en) - van invloed zijn op — afectar, conmover, impactar - alchemise, alchemize (en) - alcoholise, alcoholize (en) - vormen, vormgeven — dar forma, formar, moldear - afronden — redondear - ophangen - versoberen — aquietar, calmar, desintoxicar, desintoxicarse, serenar - reconstruct (en) - naar boven jagen, verhogen — acrecentar, alzar, aumentar, elevar, extender, incrementar, subir - aligerarse, dejar de trabajar tanto - assimileren - dissimilate (en) - omzetten, wisselen — conmutar - vitalise, vitalize (en) - deblokkeren, opschonen, schonen, vrijmaken — aclarar, descongestionar, desobstruir, despejar, limpiar, quitar, recoger, retirar - aanwakkeren, activeren, opwekken, opwinden, prikkelen, prikkelend — activar - activate (en) - verticuteren - activate (en) - deactivate, inactivate (en) - afstompen, stillen, versuffen — alelar, amortiguar, embotar, embrutecer, entontecer - herbouwen, ombouwen, overmaken, verbouwen, verspijkeren, vertimmeren - bezorgen, editen, monteren, redigeren, uitgeven — preparar - cut, edit, edit out (en) - chasten, subdue, tame (en) - chasten, moderate, temper (en) - beteren, beter maken, bijspijkeren, bijstellen, bijwerken, perfectioneren, vervolmaken — mejorar, perfeccionar - erger maken, escaleren, slechter maken, verergeren, verscherpen, verslechteren, verzwaren — agravar, agravarse, agudizar, agudizarse, avivar, deteriorar, empeorar, hacer peor - begieten, gieten, natmaken, nat maken, plassen in — mojar, mojarse - afdrogen, dehydreren, doen opdrogen, drogen, droogleggen, droogmaken, droogstoken, droogzetten, opdrogen — enjugar, secar, secarse - lubricate (en) - harden, pantseren, versterken, wapenen — fortalecer, fortificar, reforzar - fortify, lace, spike (en) - afzwakken, bagatelliseren, ondermijning, verslappen, verzwakken — ablandar, flaquear, reblandecerse - blunt (en) - oxyderen — oxidar, oxidarse - aaneensluiten, binden, een fusie aangaan, fuseren, fusioneren, groeperen, overgaan in, samenkomen, samenvloeien, scharen, uniëren, unificeren, uniformeren, verenigen, vervlakken — asociar, asociarse, combinar, fundirse, fusionar, fusionarse, juntar, juntarse, unificar, unificarse, unirse - doen verouderen, oud doen worden, verouwelijken — aviejar, aviejarse, envejecer, envejecerse - rijpen, volwassen worden — madurar, sazonar - antiquate, antique (en) - antiquate (en) - gevormd, ontplooien, ontwikkelen, vormen — desarrollarse - ablandar, dulcificar, enternecer, reblandecer, suavizar, temperar - aantasten, benadelen, beschadigen, blutsen, breken, butsen, deuken, doorbreken, duperen, havenen, indeuken, nadeel toebrengen, schade berokkenen aan, schaden, schade toebrengen, schenden, slecht zijn voor — afectar, averiar, causar daño, causar daño a, causar daño en, causar perjuicio a, dañar, estropear, hacer daño a, ocasionar daño en, perjudicar a, romper, ser nocivo para - ossify (en) - acerbate (en) - stabiliseren, stabilizeren — estabilizar, estabilizarse - destabiliseren — desestabilizar - sensibilise, sensibilize, sensify, sensitise, sensitize (en) - desensitise, desensitize (en) - een gewoonte maken van, ergens bekend mee raken, geweest zijn, gewend zijn te, gewennen, gewoon zijn te, op dreef komen, vroeger gedaan hebben, wennen, zich aanwennen — acostumbrar, acostumbrar a, acostumbrarse, acostumbrarse a, coger el ritmo/tranquillo, contraer el hábito de, estar acostumbrado a, habituar, habituarse a, soler, tener costumbre de, tener el hábito/la costumbre de, tener la costumbre de - in de war brengen, in de war maken, ontregelen, rommelen in, verknoeien — alborotar, arruinar, desarreglar, desordenar, ensuciar, estropear, trastornar, turbar - decolorar, descolorar, descolorarse - inkleuren, kleuren, tinten — colorar, colorear, pintar - vlekken — colorar, colorear, teñir - hue (en) - lelijk maken, verlelijken — afear - ontstemmen - afstellen, bijstellen, gelijkzetten, instellen, stellen, verstellen — ajustar, poner, poner bien, reajustar, regular - set (en) - ongeschikt maken — inhabilitar - africhten, dresseren, drillen, tam maken, temmen — adiestrar, amaestrar, amansar, contener, desbravar, domar, domeñar, domesticar, dominar, entrenar, someter - verbreden, verruimen, verwijden — ampliar, ampliarse, dilatar, dilatarse, ensanchar, ensancharse - dehydrogeniseren — deshidrogenizar - hydreren, hydrogeneren - oxygenise, oxygenize (en) - donkeren, duisteren, verdonkeren, verduisteren, zwart maken, zwart worden — ennegrecer, oscurecer, volverse negro - helder maken, helder worden, oplichten — abrillantar, avivar, clarear, dar luz, enlustrecer, iluminar, proporcionar claridad - vervagen, wegdoezelen — desdibujar, desdibujarse, difuminar, empañar, hacer borroso, velarse - gedeeltelijk verborgen — oscurecer - aan het gezicht onttrekken, uitwissen, verschansen, verschuilen, wegkruipen — borrar, hacer borroso, obliterar, tapar - koken - afslanken, lijnen - rajarse, resquebrajarse - dismiss, dissolve (en) - afbreken, afsluiten, beëindigen, besluiten, een einde maken aan, eindigen, ophouden, sluiten, stoppen, termineren, verijdelen — acabar, acabar con algo, acabarse, concluir, dar fin a, dar término a, finalizar, finir, poner fin a, poner fin a algo, poner punto final, terminar, terminarse - defog, demist (en) - concentrate, condense, contract (en) - afkoelen, bekoelen, koelen, verkoelen — congelar, congelarse, enfriar, enfriarse, refrescar - opwarmen, verhitten, verwarmen, warmen — caldear - opwarmen, stoken, verhitten, verwarmen, warmen — caldear, caldearse, calentar, calentarse, recalentar, recalentarse - aan de kook brengen, koken, opkoken — cocer, hacer hervir, hervir - bevriezen, invriezen, vriezen — congelar, congelarse, fraguar, helar, helarse - blaren veroorzaken, krijgen — formar ampollas, formar ampollas/burbujas - omschakelen, switchen - altereren, omzetten, transponeren - herleiden, overgaan, overschakelen, overspringen, overstappen - transform (en) - transform (en) - transform (en) - transmuteren - aanpassen, metamorfoseren, omtoveren, transmuteren, veranderen — cambiar, demudar, transformar, transformarse, transmutar, trasmutar - ash (en) - metamorfoseren, omvormen, transformeren - beteren — regenerar - bekeren, converteren — convertir - Islamise, Islamize (en) - omkeren, overhoophalen — invertir - invert (en) - op bestelling maken — hacer a medida - persoonlijk opvatten — hacer alusiones personales, personalizar - verzakelijken — despersonalizar, hacer impersonal - sharpen (en) - dalen — bajar, engravecer, hacer grave - disintegrate (en) - magnetiseren — magnetizar - demagnetiseren, ontmagnetiseren — desimantar - eenvoudig voorstellen, simplificeren, vereenvoudigen, vergemakkelijken, versimpelen — esquematizar, simplificar - compliceren, doorborduren, voortborduren — complicar - refine (en) - compliceren - pressurise, pressurize, supercharge (en) - centraliseren, centralizeren, samentrekken — centralizar, concentrar, reunir en un centro - decentraliseren, decentralizeren — descentralizar, descentralizarse - socialise, socialize (en) - aangorden, gereedmaken, installeren, instrueren, klaarmaken, opmaken, prepareren, voorbereiden, warmdraaien, zorgen voor — arreglar, asegurar el porvenir, organizar - internationaliseren - bolshevise, bolshevize, communise, communize (en) - europeaniseren, vereuropesen - europeaniseren, vereuropesen - verdierlijken - amerikaniseren, veramerikaansen — americanizar - verfransen - beschaven, civiliseren, civilizeren — civilizar - nationaliseren, nationalizeren, socialiseren — nacionalizar - denationaliseren, denationalizeren, privatiseren — desnacionalizar - naturaliseren, naturalizeren — nacionalizar, naturalizar - denaturaliseren - naturaliseren - denaturalise, denaturalize (en) - igualar, nivelar - egaliseren, egalizeren, gelijk maken — compensarse, igualar - opstijven, verstevigen — atiesar - losdoen, losdraaien, losgaan, loskrijgen, loslaten, losmaken, losnemen, losser maken, lostrekken, verslappen, vrijlaten — aflojar, desapretar, desatar, despegar, desprender, liberar, quitar, relajar, separar, soltar - aandraaien, dichtknopen, spannen, strakker doen worden, verstevigen — ajustar, apretar, cerrar herméticamente, estirar, tensar - transitivise, transitivize (en) - detransitivise, detransitivize, intransitivise, intransitivize (en) - aandikken, binden, verdikken — coagular, cuajar, cuajarse, densificar, densificarse, engruesar, espesar - full (en) - diversifia aren, diversifiëren — diversificar - verschalen, verslaan - check, delay, retard (en) - beknibbelen, beknibbelen op, besnoeien, gereduceerd, korten, minderen, reduceren, snoeien, terugbrengen, verkleinen, verminderen, verminderen met — amenguar, aminorar, apocar, bajar, bajar con, cercenar, disminuir, podar, recortar, reducir - uitpersen, vloeibaar maken — licuar, liquidar - solvate (en) - dissolve (en) - valideren — validar - nietig verklaren, ongeldig maken, ongeldig verklaren — declarar nulo, invalidar - ledigen, leeghalen, leegmaken, legen, opdrinken, opzuipen, uithalen, uitpompen — desaguar, desalojar, descargar, evacuar, vaciar, vaciarse, verter, verterse - aanvullen, bijladen, bijvullen, dempen, dichtgooien, navullen, opstoppen, opvullen, plempen, toegooien, volgieten, vol maken, volpompen, volschenken, vullen — acabar de llenar, colmar, henchir, llenar - verzadigen - clot, coagulate (en) - louden (en) - normaliseren - morph (en) - neutralise, neutralize (en) - commercialiseren, commercializeren, te koop aanbieden, vercommercialiseren, vercommercializeren — comercializar, ofrecer en venta, poner al mercado, poner en venta - flocculeren, purificeren, purifiëren, reinigen, zuiveren — purificar, santificar - mechanise, mechanize (en) - automatiseren, automatizeren — automatizar - automatise, automatize (en) - mechanise, mechanize (en) - accorderen, afstemmen, harmoniëren, harmoniseren, in harmonie brengen, samenklinken — armonizar, concordar, congeniar - polarise, polarize (en) - transfigureren, verheerlijken — ensalzar, glorificar, idealizar - opwerken — adulterar, contaminar - devalueren - insulate (en) - calcificar, calcificarse - geürbaniseerd, industrialiseren, urbaniseren, verstedelijken - urbanise, urbanize (en) - emulsionar - demulsify (en) - decarboxylate (en) - nazify (en) - bemesten, mesten - klaren - aangeven, aanwijzen, bevlekken, bevlekt worden, kenmerken, markeren, merken — marcar, poner una señal, señalar - barb (en) - nick (en) - buiten werking stellen, diskwalificeren, onbruikbaar maken — desenchufar, inutilizar, poner fuera de servicio - in staat stellen — permitir - de-emphasise, de-emphasize, destress (en) - mals maken — ablandar - charge (en) - veraangenamen, verzachten, verzoeten, zoeten — amenizar, azucarar, confitar, confitarse, dulcificar, dulcificarse, edulcorar, endulzar, endulzarse, paliar - iodinate (en) - ionate (en) - archaïseren — arcaizar - inform (en) - officialise, officialize (en) - verwesteren, verwestersen — occidentalizarse - orientalise, orientalize (en) - acetylate, acetylise, acetylize (en) - achromatise, achromatize (en) - collimate, parallel (en) - camp (en) - klassiek maken — destacar clasicismo - conventionalise, conventionalize (en) - decimalise, decimalize (en) - duizelig maken — dar vértigo, marear - vergiftigen — emponzoñar, envenenar - veruiterlijken - aantrekkelijk maken — embellecer, volver atractivo - introvert (en) - laïciseren, seculariseren — laicizar - politiseren, politizeren, verpolitieken — politizar - proof (en) - romanticise, romanticize (en) - rusticate (en) - sauce (en) - shallow, shoal (en) - spannen — atesar, estirar, estirarse, tesar - steiler worden — volverse más empinado - scrambelen, vervormen — bloquear, cifrar, codificar - ontcijferen, verstaan — descifrar, descodificar - unsex (en) - verglazen — vitrificarse - pall (en) - saponify (en) - expand, extend (en) - set aside, suspend (en) - bemodderen, vertroebelen — enlodar, enlodazar, ensuciar de barro, enturbiar, llenar de barro - transform (en) - opheffen, verheffen, verhogen — ascender, levantar - ruw maken, ruw worden, verruwen — curtir, embrutecer, embrutecerse, enrudecerse, volverse grosero - dinge (en) - demonizar - devilise, devilize, diabolise, diabolize (en) - vergeestelijken - immaterialise, immaterialize, unsubstantialise, unsubstantialize (en) - animate, animise, animize (en) - opschonen, schonen — aclarar, clarificar, desatacar, desbrozar, descombrar, descongestionar, desobstruir, despejar - dynamise, dynamize (en) - dynamise, dynamize (en) - rarefy, sublimate, subtilize (en) - evaporeren, verdampen, vervliegen, vervluchtigen — vaporizar, vaporizarse, volatilizarse - uniformise, uniformize (en) - symmetrisch maken — simetrizar - vereeuwigen — inmortalizar - denatureren - denatureren - denature (en) - sanitise, sanitize (en) - usar verbos - mudar - sputter (en) - draw (en) - make (en) - dope (en) - prostrate (en) - excite (en) - energise, energize, excite (en) - shake (en) - outmode (en) - spice, spice up (en) - shorten (en) - think (en) - make (en) - deflate (en) - inflate (en) - reflate (en) - digitaliseren — dar valores numéricos - gelatinise, gelatinize (en) - recombine (en) - effeminise, effeminize, feminise, feminize, womanize (en) - masculinise, masculinize, virilise, virilize (en) - masculinize (en) - disharmonize, dissonate (en) - sexualise, sexualize (en) - schematiseren, schematizeren — esquematizar - patent (en) - constitutionalise, constitutionalize (en) - rationalise, rationalize (en) - plastificeren — plastificar - rarefy (en) - heiden maken — paganizar - incandesce (en) - deaminate, deaminize (en) - angulate (en) - circularize (en) - sensitise, sensitize (en) - sensitise, sensitize (en) - depolariseren — despolarizar - intensify (en) - isomerise, isomerize (en) - legitimate (en) - evaporate, vaporise, vaporize (en) - industrialiseren, industrializeren — industrializar - opacify (en) - opsonize (en) - militarise, militarize (en) - nationalise, nationalize (en) - recommend (en) - sentimentalise, sentimentalize (en) - solemnise, solemnize (en) - territorialise, territorialize (en) - transaminate (en) - glorify, spiritualize, transfigure (en) - unsanctify (en) - vesiculate (en) - visualise, visualize (en) - mottle, variegate (en) - ventilate (en) - vivify (en) - vulgarise, vulgarize (en) - supple (en) - professionaliseren, professionalizeren — profesionalizar - smut (en) - still (en) - weaponize (en) - confundir - moderate, tame, tone down (en) - benevelen, overschaduwen, verbijsteren, verduisteren, verwarren — obcecar, ofuscar, oscurecer - synchronise, synchronize (en) - matigen — moderar - militariseren, militarizeren — militarizar - afketsen, afspringen, afstuiten — derribar, echar abajo, romper - aanzetten, mesten, vetmesten — cebar, cebarse, engordar, engordarse, sainar - knoeien — entrometerse, entrometerse, meterse, meterse, tocar - afstompen, dof maken — arromar, deslucir, deslustrar, empañar - bot maken — arromar, desafilar, despuntar, embotarse - scherpen, slijpen — afilar, agudizar, aguzar, amolar, sacar punta a - coarsen (en) - losmaken - losmaken - besnaren, bespannen, snaren aanbrengen — encordar - enderezar, erguir, levantar - bring (en) - alliëren, amalgameren, legeren, mêleren, mengen, mixen, samendoen, samengaan, samensmelten, samenvoegen, synthetiseren, unificeren, uniformeren, verenen, verenigen, vermengen, vervlakken, zich mengen — amalgamar, amalgamarse, fusionar, fusionarse, mezclar, mezclarse, mixturar, reunir, unificar, unificarse, unirse - belasten, drukken, laden, opladen - colocar, poner, situar - doen, kuisen, opdoen, opruimen, reinigen, reinigend, schoonmaken, wegruimen — limpiar, limpiar a fondo - bekladden, besmetten, bevuilen, vuilmaken — emporcar, emporcarse, enmugrecer, ensuciar, ensuciarse, macular, manchar, pringarse, tiznar - depress, lower (en) - deform (en) - break, break up (en) - veranderen - aankleden, bewerken, decoreren, opgesmukt, opluisteren, opsieren, opsmukken, optooien, optuigen, ornamenteren, tooien, verfraaien — decorar, embellecer, ornamentar, ornar - humaniseren, vermenselijken — humanizar - vernederen — apocar, humillar - vervreemden — enajenar - right (en) - bedwelmen, benevelen - deodoriseren, desodoriseren — desodorizar - ontwikkelen — revelar - desdibujar, desdibujarse, difuminar, difuminarse, empañar, empañarse - verblinden - cambiar la intensidad - cambiar de gusto - capture (en) - verlenen — aportar, contribuir, dar, donar, dotar de - rehabilitar, restablecer, restaurar - liberaliseren - bestraffen, compenseren, goedmaken, vergoeden, verzoenen — compensar, corregir - democratiseren — democratizar - neutralize (en) - corrumperen, perverteren, verliederlijken — corromper, pervertir - loosen, relax (en) - flocculate (en) - turn (en) - cohere (en) - overladen, overplaatsen, overplanten, transporteren — transbordar, transferir, transportar, trasladar - betrekken, donkeren, duisteren, schemeren, versomberen — amortiguar, entenebrecer, mitigar, oscurecer - abrillantar, enlustrecer, lustrar - soften (en) - shade (en) - ophouden, retarderen, vertragen — aminorar el paso, ir más despacio, reducir la velocidad - accelereren, optrekken, sjezen, sneller gaan, vaart krijgen — acelerarse, ir cobrando velocidad - embrittle (en) - bubble (en) - radicalize (en) - eroticize, sex up (en) - piggyback (en) - port (en) - lifehack (en) - cloud (en) - substitueren, terugleggen, vervangen — reemplazar, substituir, sustituir - unify, unite (en)[Spéc.]
action de faire devenir, action de rendre (fr)[Nominalisation]
aanpassing, alteratie, verandering, wijziging — cambio, modificación - accommodatie, adaptatie, alteratie, assimilatie, bijstelling, modificatie, modifikatie, mutatie, wijziging — modificación, reciclaje - verandering - afwisseling, alteratie, alternantie, alternatie, alternering, keer, variatie, variëteit, verandering, wending, wijziging — alteración, cambio, modificación - changer, modifier (en) - verandering - verandering — cambio - wijzigbaar - alterable (en)[Dérivé]
alterar (v.) • cambiar (v.) • cambiarse (v.) • helpen (v.) • modificar (v.) • veranderen (v.)
-