kočoperiti se, štrčati, živnuti — aansterken, opkikkeren, opkrabbelen - snap back (en)[Spéc.]

ozdravljene — beterschap, herstel, herstelperiode, reconvalescentie, revalidatie - rétablissement (fr)[Nominalisation]

oporavljenik, rekonvalescent — convalescent, herstellende patia ant[Dérivé]

nadživeti, trajati duže od — overleven - oporaviti se[Domaine]

izroditi se, pogoršati se, propasti — achteruitgaan, achteruithobbelen, achteruitmarcheren, degenereren, ontaarden, verarmen, verslechteren, verworden, verzieken[Ant.]

bekomen (v. intr.) • beteren (v. intr.) • beter worden (v.) • bijkomen (v. intr.) • er weer bovenop komen (v. intr.) • genezen (v.) • gezond worden (v. intr.) • herleven (v. intr.) • herrijzen (v. intr.) • herstellen (v. intr.) • opbloeien (v. intr.) • opkikkeren (v. trans.) • opknappen (v. intr.) • opleven (v. intr.) • oporaviti se (v.) • preboleti (v.) • recupereren (v.) • revalideren (v. trans.)