Contenido de sensagent
- definiciones
- sinónimos
- antónimos
- enciclopedia
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.0s
diccionario analógico
zijn behoefte doen — sein Bedürfnis verrichten; seine Notdurft verrichten; sich entleeren[ClasseParExt.]
faire sortir de soi qqch d'enfermé (fr)[Classe]
laten, royeren — absondern, ausschließen, ausstoßen, sekretieren[Hyper.]
discurso, pasada, pasaje, paso, transcurso, tránsito (es) - excretie, uitscheiding — Ausscheidung - afzonderend[Dérivé]
bezweten, transpireren, uitslaan, uitzweten, zweten — anlaufen, ausschwitzen, beschlagen, morschen, schwitzen, transpirieren - droppen, druppelen, druppen - piesen , pissen, plassen, urineren, wateren, zeiken — harnen, pieseln, pinkeln, Pipi machen, pissen, schiffen, strullen, urinieren, Wasser lassen, zur Toilette gehen, zur Toilette müssen - pissen, plassen, urineren — Harn lassen, urinieren - evacuar (es) - afgaan, beren, bouten, drukken, kakken, keutelen, ontlasten, persen, poepen, schijten, uitkakken, uitpoepen, uitschijten — Aa machen, abführen, ausleeren, defäkieren, einen Haufen machen, groß machen, kacken, koten, scheißen - braken, kotsen, omhoogslaan, opgeven, overgeven, spugen, spuwen, uitbraken, uitgescheten, uitkakken, uitkotsen, uitschijten, vomeren — ausbrechen, ausstoßen, brechen, erbrechen, herausbrechen, kotzen, kübeln, Reiern, reihern, sich erbrechen, sich übergeben, speien, spucken, übergeben, würgen[Spéc.]
afzonderend[QuiSertA~]
discurso, pasada, pasaje, paso, transcurso, tránsito (es) - excretie, uitscheiding — Ausscheidung[Dérivé]
afscheiden (v.) • ausscheiden (v.) • elimineren (v. trans.) • uitscheiden (v.)