Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.016s
risiko; risico — riesgo[ClasseHyper.]
nood; gevaar; perikel; perikelen; risico; risico van gevaar — apuro; peligro; borrasca; contingencia; riesgo; ventura[ClasseHyper.]
pari (fr)[Classe]
police d'assurance (fr)[Thème]
levensgevaar — peligro, riesgo[Hyper.]
blootstellen aan, compromitteren, in gevaar brengen, overleveren aan, torpederen — entregar a, exponer a, poner en peligro - een gok doen, een poging wagen, gevaar lopen, gokken, het risico nemen, op het spel zetten, risico lopen, risico nemen, risiko lopen, risiko nemen, riskeren, wagen, zijn geluk beproeven, zijn nek uitsteken — arriesgar, arriesgarse, correr el riesgo, correr peligro, correr riesgo, jugarse el tipo, peligrar, poner en peligro, probar la suerte, tomar un riesgo - inleggen, risico's nemen, wagen, zich verstouten, zich wagen aan — arriesgar, arriesgarse, arriesgarse a, arriscarse, atreverse a, aventurarse a, correr riesgos, jugarse, osar - de kans lopen, op het spel zetten, riskeren, risqueren, wagen — arriesgar - aan gevaar blootstellen, bedreigen, dreigen, in gevaar brengen — amagar, amenazar, exponer al peligro, hacer peligrar, poner en peligro, ser una amenaza - gevaarlijk, risicovol — arriesgado, peligroso - gevaarlijk, gevaarvol, hachelijk, risicovol — arriesgado, precario[Dérivé]
beroepsrisico - gevaren voor de gezondheid — riesgo sanitario - sword of Damocles (en) - surrisque (fr) - moral hazard (en)[Spéc.]
bloedlink, gevaarlijk, gevaarlijke — peligrosa, peligroso[Cont.]
dangereux (fr)[QuiCAuse]
multiple-risk (en) - de kans lopen, op het spel zetten, riskeren, risqueren, wagen — arriesgar - risquer (fr) - blootstellen aan, compromitteren, in gevaar brengen, overleveren aan, torpederen — entregar a, exponer a, poner en peligro - een gok doen, een poging wagen, gevaar lopen, gokken, het risico nemen, op het spel zetten, risico lopen, risico nemen, risiko lopen, risiko nemen, riskeren, wagen, zijn geluk beproeven, zijn nek uitsteken — arriesgar, arriesgarse, correr el riesgo, correr peligro, correr riesgo, jugarse el tipo, peligrar, poner en peligro, probar la suerte, tomar un riesgo - inleggen, risico's nemen, wagen, zich verstouten, zich wagen aan — arriesgar, arriesgarse, arriesgarse a, arriscarse, atreverse a, aventurarse a, correr riesgos, jugarse, osar - aan gevaar blootstellen, bedreigen, dreigen, in gevaar brengen — amagar, amenazar, exponer al peligro, hacer peligrar, poner en peligro, ser una amenaza[Dérivé]
apuro (n.m.) • borrasca (n.f.) • contingencia (n.) • gevaar (n. neu.) • nood (n.m.) • peligro (n.m.) • perikel (n.) • perikelen (n.) • riesgo (n.m.) • risico (n. neu.) • risiko (n. neu.) • ventura (n.f.)
-