Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.0s
infektie; besmetting; infectie — infection[ClasseHyper.]
(mikrobe; microbe; zaadkiem; ziektestof; ziekteverwekker; ziektekiem; virus) — (microbe; bug; germ), (culture)[termes liés]
medicine[Domaine]
InfectiousDisease[Domaine]
indispositie, slechte gezondheid — health problem, ill health, unhealthiness[Hyper.]
aansteken, bederven, besmetten, infecteren, infekteren — infect, taint[Nominalisation]
infectieus, infectueus, infektieus, infektueus — infectious, infective - infectious[Dérivé]
enterobiasis - fijt — felon, whitlow - haardinfectie — focal infection, focus infection - cross infection, nonsocial infection - opportunistic infection - paronychia - protozoal infection - respiratory infection, respiratory tract infection - schurft — itch, mange, scab, scabies - schistosomiasis — bilharzia, bilharziasis, schistosomiasis - bloedvergiftiging, infectie — sepsis, septicity - kwetsuur, pijnlijke plek, verwonding, wonde, zweer — sore, wound - staphylococcal infection - septic sore throat, strep throat, streptococcal sore throat, streptococcus tonsilitis, throat infection - gerstekorrel, gierstkorrel, hagelkorrel, strontje — eye infection, hordeolum, sty, stye - superinfection - suprainfection - tapeworm infection - kaakklem, kaakkramp, klem, mondklem, stijfkramp, tetanus, wondkramp — lockjaw, tetanus - toxoplasmosis - virusinfectie, virusinfektie — viral infection, virus infection - vaccina, vaccinia, variola vaccina, variola vaccine, variola vaccinia - malaria, moeraskoorts, paludisme, polderkoorts — malaria, paludism[Spéc.]
infectieux (fr)[QuiCAuse]
infectieus, infectueus, infektieus, infektueus — infectious, infective[Rel.Prop.]
aansteken, bederven, besmetten, infecteren, infekteren — infect, taint - infectious[Dérivé]
incubatietijd, uitbroeiden — incubation[Desc]
besmetting (n.f.) • infectie (n.f.) • infection (n.) • infektie (n.f.)
-