ague (en) - amilosis - anuria — anurie - catastrophic illness (en) - colapso — collaps, dip, inzinking - apoplejía, enfermedad de los buzos — caissonziekte, decompressieziekte, duikersziekte - intoxicación, intoxicación alimenticia, salmonelosis — kadaverine, lijkegif, lijkengif, vleesvergiftiging, voedselvergiftiging, worstvergiftiging - intoxicación de plomo, plumbemia, saturnismo — loodvergiftiging - enfermedad — ziekte - hypermotility (en) - indisposición — indispositie, ongesteldheid - ozone sickness (en) - toxemia - bulto, hinchazón, tumor — gezwel, tumor, vegetatie, woekeren, woekering - condition (en)[Spéc.]

morboso — morbide, ziekelijk[Rel.App.]

delicado, enfermizo, enfermo, indispuesto, malo — ongezond, ziek, zieke[Dérivé]

salud, sanidad — gezondheid, gezondheidstoestand, salubriteit, welbevinden[Ant.]

ongezond[Dériv.]

desorden (n.m.) • disfunción física (n.) • enfermedad (n.f.) • kwaal (n.) • misselijkheid (n.f.) • onpasselijkheid (n.f.) • periode van ziekte (n.f.) • período de enfermedad (n.m.) • wanorde (n.) • ziekbed (n. neu.) • ziekte (n.f.)