Contenido de sensagent
- definiciones
- sinónimos
- antónimos
- enciclopedia
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.016s
diccionario analógico
défaut physique des choses (fr)[Classe]
embrutecimiento; deformación; tergiversación; torcimiento; torsión — verruwing; verrekking; vervorming[ClasseHyper.]
changement défavorable (fr)[Classe...]
caída, disminución — eindfase, slotfase, verkleining - operación, proceso — bereidingswijze, gebeuren, proces, receptuur, verwerking, werkwijze[Hyper.]
dégrader (fr) - decaer, degenerar, degradarse, venir a menos, volverse menos solicitado — achteruitgaan, verloederen - degenerar, degenerarse, deteriorar, deteriorarse — achteruitgaan, achteruithobbelen, achteruitmarcheren, degenereren, ontaarden, verarmen, verslechteren, verworden, verzieken - afectar, averiar, causar daño, causar daño a, causar daño en, causar perjuicio a, dañar, estropear, hacer daño a, ocasionar daño en, perjudicar a, romper, ser nocivo para — aantasten, benadelen, beschadigen, blutsen, breken, butsen, deuken, doorbreken, duperen, havenen, indeuken, nadeel toebrengen, schade berokkenen aan, schaden, schade toebrengen, schenden, slecht zijn voor[Nominalisation]
decaer, disminuir, empeorar — achteruitgaan, achteruithobbelen, achteruitmarcheren, bederf, degeneratie, ontaarding, verarmen, verscherpen, verslechteren, verval, verwording - decaer, declinar, degenerarse, deteriorarse, ir decayendo, perderse, venir a menos — in de versukkeling raken, ontaarden, verergeren, vervallen, verworden, verzieken[Dérivé]
bajada repentina, bajón — plotselinge daling[Spéc.]
degenerar, degenerarse, deteriorar, deteriorarse — achteruitgaan, achteruithobbelen, achteruitmarcheren, degenereren, ontaarden, verarmen, verslechteren, verworden, verzieken - decaer, disminuir, empeorar — achteruitgaan, achteruithobbelen, achteruitmarcheren, bederf, degeneratie, ontaarding, verarmen, verscherpen, verslechteren, verval, verwording - decaer, declinar, degenerarse, deteriorarse, ir decayendo, perderse, venir a menos — in de versukkeling raken, ontaarden, verergeren, vervallen, verworden, verzieken[Dérivé]
agravación (n.f.) • agravamiento (n.m.) • agudización (n.f.) • agudizamiento (n.) • bajón (n.m.) • degradación (n.f.) • deterioro (n.m.) • empeoramiento (n.m.) • peoría (n.) • recrudecimiento (n.m.) • verarming (n.f.) • verslechtering (n.f.)