juridisch, rechtelijk, rechtsgeleerd, rechtskundig — gerichtlich, juridisch, juristisch, rechtlich, Rechts-, rechtsgelehrt, rechtskundig[Adv.]

legaliteit, legitimiteit, rechtsgeldigheid, rechtskracht, wettelijkheid, wettigheid — Ehelichkeit, Gesetzlichkeit, Gesetzmäßigkeit, Legalität[Dérivé]

gerechtelijk, judicieel, justitieel, rechterlijk — gerichtlich, Gerichts-, justitiell, Justiz-, richterlich - gerichtlich, Gerichts- - legitiem, rechtmatig, wettelijk, wettig — gesetzlich, gesetzmäßig, legitim, rechtmäßig - ratificado (es) - estatutario, oficial (es) - sub júdice (es) - court-ordered (en)[Similaire]

illegaal, onwettelijk, onwettig, verboden, wederrechtelijk — gesetzeswidrig, gesetzwidrig, illegal, ungesetzlich, widerrechtlich[Ant.]

juridisch (adv./adj.) • juridisch (adv./adj.) • juristisch (adv./adj.) • legal (adj.) • rechtelijk (adv./adj.) • rechtlich (adv./adj.) • rechtsgeleerd (adv./adj.) • rechtsgelehrt (adv./adj.) • rechtskundig (adv./adj.) • rechtskundig (adv./adj.) • wettelijk (adj.) • wettig (adj.)