» 

diccionario analógico

Wanderer, Wanderer/die Wanderinlangeafstandswandelaar, trekker - Gelähmte, Gelähmterkreupele - unachtsamer Fußgängeronvoorzichtige voetganger - marcher, parader (en) - nondriver (en) - Passant, Passantin, Vorübergehende, Vorübergehenderpassant, passante, voorbijganger, voorbijgangster - marskramer, scherts zwerver, zwerver - Wanderer, die Wanderinwandelaar - Passgänger, Spaziergänger, Spaziergängerin, Wanderer, Wanderin, Wandrer, Wandrerinwandelaar, wandelaarster - shuffler (en) - golpe fuerte (es) - Pirschgänger, Pirschgängerinjager - stamper, stomper, tramper, trampler (en) - strider (en) - stumbler, tripper (en) - swaggerer (en) - plodder, slogger, trudger (en) - waddler (en) - caminante, viajero (es)[Spéc.]

gehen, laufen, spazieren gehen, wanderngaan, lopen, treden, wandelen - auf Schusters Rappen reisen, laufen, zu Fuß gehenlopen, met de benenwagen gaan, te voet gaan - entlanggehenaflopen, in... lopen, lopen - piéton, piétonnier (fr)[Dérivé]

Fußgänger (n.m.) • Fußgängerin (n.f.) • loper (n.m.) • voetganger (n.m.) • voetgangster (n.f.) • wandelaar (n.m.)

-