Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.016s
Fußgänger; Fußgängerin — voetganger; voetgangster; loper; wandelaar[ClasseHyper.]
Reisende — reiziger[Hyper.]
gehen, laufen, spazieren gehen, wandern — gaan, lopen, treden, wandelen - auf Schusters Rappen reisen, laufen, zu Fuß gehen — lopen, met de benenwagen gaan, te voet gaan - entlanggehen — aflopen, in... lopen, lopen[Dérivé]
Wanderer, Wanderer/die Wanderin — langeafstandswandelaar, trekker - Gelähmte, Gelähmter — kreupele - unachtsamer Fußgänger — onvoorzichtige voetganger - marcher, parader (en) - nondriver (en) - Passant, Passantin, Vorübergehende, Vorübergehender — passant, passante, voorbijganger, voorbijgangster - marskramer, scherts zwerver, zwerver - Wanderer, die Wanderin — wandelaar - Passgänger, Spaziergänger, Spaziergängerin, Wanderer, Wanderin, Wandrer, Wandrerin — wandelaar, wandelaarster - shuffler (en) - golpe fuerte (es) - Pirschgänger, Pirschgängerin — jager - stamper, stomper, tramper, trampler (en) - strider (en) - stumbler, tripper (en) - swaggerer (en) - plodder, slogger, trudger (en) - waddler (en) - caminante, viajero (es)[Spéc.]
gehen, laufen, spazieren gehen, wandern — gaan, lopen, treden, wandelen - auf Schusters Rappen reisen, laufen, zu Fuß gehen — lopen, met de benenwagen gaan, te voet gaan - entlanggehen — aflopen, in... lopen, lopen - piéton, piétonnier (fr)[Dérivé]
Fußgänger (n.m.) • Fußgängerin (n.f.) • loper (n.m.) • voetganger (n.m.) • voetgangster (n.f.) • wandelaar (n.m.)
-