Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.031s
acervo, acúmulo, aglomeração, amontoação, chusma, colecção, cúmulo, grupo, montão, multidão, pilha, reunião, ruma — arsenaal, collectie, kollektie, verzameling - aglomeração — opeenhoping, opeenstapeling[Hyper.]
acumular, amontoar, apinhar-se, conglomerar — accumuleren, akkumuleren, zich opeenhopen, zich opeenstapelen, zich ophopen, zich opstapelen, zich verdringen - empilhar — opstapelen - acumular, agavelar, amontoar, empilhar, encher — accumuleren, cumuleren, opeenhopen, ophopen, opstapelen, vermenigvuldigen - aglomerar-se, amontoar-se, apinhar, apinhar-se — drommen, elkaar verdringen, omstuwen, toestromen, toevloeien - aglomerar - aglomerado - cheio — opgetast, volgehoopt[Dérivé]
compost heap, compost pile (en) - sambaqui — mesthoop, mestvaalt, vaalt - schroothoop - garbera, tresnal (es) - steenberg, stortberg - montão, pilha — mijt, stapel - pira — brandstapel, houtmijt, houtstapel - estaca de madeira, monte de lenha — houtstapel - armazenamento — reservevooraad[Spéc.]
acumular, amontoar, apinhar-se, conglomerar — accumuleren, akkumuleren, zich opeenhopen, zich opeenstapelen, zich ophopen, zich opstapelen, zich verdringen - empilhar — opstapelen - acumular, agavelar, amontoar, empilhar, encher — accumuleren, cumuleren, opeenhopen, ophopen, opstapelen, vermenigvuldigen - aglomerar-se, amontoar-se, apinhar, apinhar-se — drommen, elkaar verdringen, omstuwen, toestromen, toevloeien - aglomerar[Dérivé]
berg (n.) • cúmulo (n.) • grupo (n.) • hoop (n.) • hoopje (n.) • meute (n.) • montão (n.) • monte (n.m.) • pilha (n.f.) • stapel (n.) • stapels (n.) • tas (n.f.)
-