Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.015s
quiebra — bankroet; faillissement[Classe]
apuro; inconveniente; dificultad; abarrancadero — moeilijkheid; moeite; moeilijkheden[Classe]
gebeurde, gebeurtenis, geschiedenis, het gebeuren, ontwikkeling, voorval[Hyper.]
fail (en) - salir mal, zozobrar — failleren, falen, feilen, floppen, knallen, misgaan, mislopen, mislukken, onderuitgaan, scheeflopen, stuklopen, tekortschieten, verkeerd gaan[Dérivé]
success (en)[Ant.]
decadencia, deterioro, ocaso, perdición, ruina — achteruitgang, afname, neergang, ondergang, teleurgang, verval, verzwakking - flame-out (en) - disfunción, disfuncionalidad, funcionamiento defectuoso, mal funcionamiento — defect, slechte werking, stuk zijn - aborto, error — abortus, abortus provocatus, het falen, misgeboorte, miskraam, monstrum, vruchtafdrijving, zwangerschapsafbreking, zwangerschapsonderbreking - fallo, golpe errado, tiro errado — misser, misslag - fiasco, fracaso — afknapper, desillusie, echec, flop, mislukking, ontgoocheling, ontnuchtering - malformación - avería — defect - derrota — afstraffing, nederlaag[Spéc.]
fail (en) - salir mal, zozobrar — failleren, falen, feilen, floppen, knallen, misgaan, mislopen, mislukken, onderuitgaan, scheeflopen, stuklopen, tekortschieten, verkeerd gaan[Dérivé]
success (en)[Ant.]
echec (n. neu.) • falen (n. neu.) • fallo (n.m.) • fracaso (n.m.) • mislukking (n.f.) • misser (n.m.)
-