Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.0s
gebeurde, gebeurtenis, geschiedenis, het gebeuren, ontwikkeling, voorval[Hyper.]
kwetsen, mankeren, schelen — apenar, causar dolor a, doler - beroeren, dwarszitten, in de war brengen, ontregelen, troebleren, van streek brengen, verontrusten — afligir, inquietar, intranquilizar, perturbar, preocupar - hinderen, ontrieven, storen, van streek brengen — afectar, afligir, descomponer, incomodar, molestar, perturbar, trastornar - onrustig — turbulento[Dérivé]
euvel, kanker, kwaad, ongeluk, onheil, rampspoed, strop — chasco, desgracia, mala suerte - crime, kwelling, straf — aflicción - convulsion (en) - verlegenheid - wegmarkering - onslaught (en) - indignatie, schandaal, verontwaardiging — escándalo - atmosferische storing, radiostoring, storing — bullicio, interferencia[Spéc.]
kwetsen, mankeren, schelen — apenar, causar dolor a, doler - beroeren, dwarszitten, in de war brengen, ontregelen, troebleren, van streek brengen, verontrusten — afligir, inquietar, intranquilizar, perturbar, preocupar - hinderen, ontrieven, storen, van streek brengen — afectar, afligir, descomponer, incomodar, molestar, perturbar, trastornar[Dérivé]
dificultad (n.f.) • kwestie (n.f.) • probleem (n. neu.) • problema (n.m.) • vraag (n.f.) • vraagstuk (n. neu.)
-