Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.015s
afspelen, gebeuren, gebeuren met of aan, geschieden, gevallen, omgaan, optreden, overkomen, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, voltrekken, voorkomen, zich afspelen — acaecer, acontecer, celebrar, celebrarse, darse el caso, ocurrir, organizar, pasar, pasarle, suceder, tener lugar - occurrent (en)[Dérivé]
accompagnement, begeleiding, begeleidingsverschijnsel — concomitante - lawine, regen — avalancha, lluvia - ervaring — experiencia - kwestie, probleem, vraag, vraagstuk — dificultad, problema - traktatie — regalo - godswonder, mirakel, wonder — milagro - bewondering, het wonderlijke, mirakel, wonder, wonderteken — fénix, maravilla, milagro, pasmo, portento, prodigio, virguería - ding - episode, voorval — episodio - eventualiteit — contingencia, evento, eventualidad - beginning (en) - afloop, afwerking, einde, ontknoping, uiteinde — conclusión, final, finalización, llegada, terminación - eenmalig — intento único, semelfactivo - periodic event, recurrent event (en) - afwisseling, alteratie, alternantie, alternatie, alternering, keer, variatie, variëteit, verandering, wending, wijziging — alteración, cambio, modificación - computer error, error (en) - accident, auto-ongeluk, toeval, toevalligheid — acaso, azar, casualidad, suerte - brand, fik, uitslaande brand, vuur — conflagración, fuego, incendio - incident, voorval — incidente - discharge (en) - aanleg, geval, instantie — caso - actie, beweging — movimiento - echec, falen, mislukking, misser — fallo, fracaso - success (en) - verschijnen, verschijning — aparecimiento, aparición - fatum, fortuin, lotsbeschikking, lotsbestel, noodlot, providentie, voorbeschikking, voorbestemming, voorzienigheid — hado, sino - verdwijning — desaparición - contact — contacto - finish (en) - interruptie, onderbreking — interrupción, paréntesis, pausa - geluid, geluidje, toon — son, sonido - aggregatie, conjunctie, junctie, samenvoeging, unie, vereniging — unión - news event (en) - chispazo - convergentie - evenement — acontecimiento, coyuntura, ocasión - uitbarsting — alegrón, conflagración, estallido, llamarada - het uitbreken — brote, desencadenamiento, erupción, estallido - tegenslag, terugslag — adversidad, atraso, contratiempo, descalabro, percance, revés, tiro, tropiezo - bonus, braadjus, buitenkans, buitenkansje, explosie, geluk, gelukje, geschenk van de hemel, goudmijn, goudmijntje, kaan, mazzeltje, melkkoe — bendición, bonanza, cáida del cielo, regalo, regalo llovido del cielo, suerte inesperada - aanrijding, krach — crac, hundimiento, quiebra - supervention (en) - disappearance (en) - autopech, collaps — colapso[Spéc.]
gebeurde (n.) • gebeurtenis (n.f.) • geschiedenis (n.f.) • het gebeuren (n.) • ontwikkeling (n.f.) • voorval (n. neu.)
-