abonnement, abonnementskaart, busabonnement, jaarabonnement, jaarkaart, knipkaart, maandabonnement, maandkaart, passe-partout, seizoenkaart, trajectkaart, weekabonnement — abono, abono de temporada - vliegbiljet, vliegticket — billete de avión - pasje - overschrijving, plakplaatje, sticker, vignet, zelfklever - reiskaartje, spoorkaartje, treinkaartje — billete de tren, billete kilométrico - theater ticket, theatre ticket (en) - buskaartje — billete de autobús - heen-en-weer, heen-en-weertje, retour, retourbiljet, retourkaartje, retourtje — billete de ida y vuelta, ida y vuelta[Spéc.]

ticket (en)[Dérivé]

billete (n.) • bon (n.m.) • entreebewijs (n. neu.) • entreebiljet (n. neu.) • entreekaartje (n.) • kaart (n.f.) • kaartje (n.) • kiesbriefje (n.) • passagebiljet (n.) • stembiljet (n. neu.) • stembriefje (n. neu.) • tegoedbon (n.m.) • ticket (n. neu.) • toegangsbewijs (n. neu.) • toegangskaartje (n. neu.) • voucher (n.m.) • waardebon (n.m.)