» 

diccionario analógico

modal logic (en)[Spéc.]

logicuslógico, pessoa versada em lógica[Dérivé]

analytischanalítico - sintético - extensional (en) - intensional (en) - inductive (en) - inferential (en) - nonmonotonic (en) - intercambiável - noninterchangeable (en) - apodictisch, apodiktisch - categorematic (en) - syncategorematic (en) - scopal (en) - consistency (en) - completeness (en) - corollariumcorolário - non sequitur, onlogische gevolgtrekkingconclusão ilógica, non sequitur - quantificador - subject (en) - predicate (en) - bewijs, bewijsgrond, blijk, stavingDemonstrações, evidência, prova - paradoks, paradoxParadoxo, Paradoxos - afirmação, asserção, predicação - explanandum, explicandum (en) - explanans (en) - propositieproposição - negação - axioma, hypothese, postulaataxioma, postulado - axioma, grondregel, grondstelling, postulaataxioma - tautologietautologia - contradição - logical operation, logic operation (en) - logical relation (en) - transitivity (en) - reflexiveness, reflexivity (en) - kwantificerenquantificar - toedenken, veronderstellen, vooronderstellen, vooropstellenpressupor - ariteit, plaatsigheidaridade - particular, particular proposition (en) - universal, universal proposition (en)[Domaine]

denkleer (n.) • logica (n.) • lógica (n.f.)

-