» 

diccionario analógico

paleopatología (es)[Spéc.]

kwaal, pathisch, pathologisch, patisch, patologisch, ziek, ziekelijk, ziekte[Rel.Pr.]

pathologiste (fr) - pathologisch[Dérivé]

diagnosticus, patholoog, patholoog-anatome, patholoog-anatoom, patoloog-anatome, patoloog-anatoom[PersonneQuiFait]

active (en) - inactive (en) - indolent (en) - functional (en) - orgaan-, organisch - specific (en) - nonspecific (en) - stegnotic, stenosal, stenosed, stenotic (en) - irritable (en) - fistular, fistulate, fistulous (en) - goedaardig - malignant (en) - kramp - strangulatie, wurging - opschepperij, spiertrekking, zenuwtrekking - nebula (en) - wrat - tandaanslag - blaar, blaas, blister, blisterverpakking, brandblaar, trekpleister - excrecencia (es) - shock, shocktoestand - insuficiencia (es) - gezwel, tumor, vegetatie, woekeren, woekering - cold gangrene, dry gangrene, mumification necrosis, mummification (en) - clostridial myonecrosis, emphysematous gangrene, emphysematous phlegmon, gangrenous emphysema, gaseous gangrene, gas gangrene, gas phlegmon, progressive emphysematous necrosis (en) - irritatie - amyloid (en) - incubatietijd, uitbroeiden - latent (en) - quiescent (en)[Domaine]

nosologie (n.) • pathologie (n.f.) • patologie (n.f.) • ziektenkunde (n.) • ziektenleer (n.f.)

-