bevlogenheid, bezieling, inspiratie — Beseelen, Beseeltheit, Beseelung, Eingebung, Inbrunst, Inspiration - overdenking — Nachsinnen - begrip, concept, conceptie, koncept, opvatting — Begriff, Empfängnis, Konzept, Konzeption - gepreoccupeerdheid, hoofdactiviteit, hoofdbezigheid — Inanspruchnahme - dwaling, misvatting, onbegrip, wanbegrip — Mißdeutung, Mißverständnis, Verfehlung - bestek, draaiboek, idee, plan, planning, programma, schema, tijdsindeling, voornemen — Entwurf, Lieferprogramm, Plan, Programm, Verkaufsprogramm - inbeelding, uitvinding, verdichting, verdichtsel, verzinsel — Einbildung, Phantasie - generalidad, generalización (es) - voorstel — Vorschlag - idee, impressie, indruk — Begriff, Eindruck, Gefühl, Impression, Vorstellung - tegenbeweging - theorema - antojo, desvarío, gusto (es) - bedoeling, essentie, iets zinnigs, inhoud, kern, significatie, zin — Sinn, Substanz - kerngedachte, thema, thematiek — Kerngedanke, Motto, Schwerpunkt, Thema - thema, thematiek — Motiv, Thema - droom, droombeeld, ideaal, ideaalbeeld, perfectie, wensdroom — ideal, Idealbild, Vorbild - idealización (es) - basisidee, grondgedachte - kink (en)[Spéc.]

psicomotor (es) - bedenken, herinneren, kennen, onthouden, oppikken, reproduceren, terugdenken aan, terughalen, thuisbrengen, zich herinneren — bedenken, besinnen, erinnern, erinnern an, errinnern, nachhängen, vergegenwärtigen, zurückdenken an - denken, verwachten — denken - vinden — halten für, von - aannemen, denken, geloven, imagineren, inbeelden, indenken, nagaan, postuleren, presumeren, stellen, toedenken, verbeelden, verwachten, vinden, vooropstellen, voorstellen — 'annehmen, 'rechnen auf, argwöhnen, denken, dünken, einbilden, glauben, halten für/von, postulieren, präsumieren, unterstellen, vorausschicken - menen, vinden, zeggen — finden, glauben, meinen - denken — denken - denken — denken - imagineren, inbeelden, indenken, nagaan, verbeelden, voorstellen, zich inbeelden, zich indenken, zich verbeelden, zich voorstellen — begreifen, einbilden, etwas vorstellen, ins Auge fassen, sich dünken, sich einbilden, sich vergegenwärtigen, sich vorstellen, vorstellen - erover nadenken — überlegen[Dérivé]

denkbeeld (n. neu.) • Einfall (n.m.) • gedachte (n.) • Gedanke (n.) • het denken (n.) • idee (n.) • Idee (n.f.) • Meinung (n.f.) • Vorstellung (n.f.)