Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.016s
méchanceté (acte) (fr)[Classe]
laagheid; gemeenheid — Niedertracht; Gemeinheit; Niederträchtigkeit[Classe]
boosaardigheid, plaagzucht — Arglist, Arglistigkeit, Bosheit, Heimtücke, Tücke[Hyper.]
rossard, rosse, vachard, vache (fr)[CeQuiEst~]
affronteren, afknijpen, beledigen, bezeren, froisseren, geselen, grieven, insulteren, kwellen, kwetsen, martelen, pesten, pijnigen, plagen, smaden, teisteren, tormenteren — ärgern, kränken, verletzen - kwaadaardig - beledigend, hatelijk, kattig, kwetsend — anzüglich, bissig, boshaft, gehässig, hämisch, kränkend, schädlich, verletzend - gemeen, obsceen, schunnig, smerig, vuil, vulgair — dreckig, fies, obszön, schmutzig, sich vulgär, unflätig - lastig — böse[Dérivé]