» 

diccionario analógico

competentie; deskundigheid; kompetentie; kunde; vakkundigheid; bekwaamheid; kunstenaarschapKompetenz; Könnerschaft; Sachkenntnis; Sachverstand; Können; Fähigkeit; Tüchtigkeit; Kunst[Classe]

(werk; arbeidsproces; werkgelegenheid; arbeidsplaats; betrekking; dienstbetrekking; dienstverband; functie; job; positie; post; werkkring; baan; professie; vak; beroep; stiel; vakmanschap; activiteit; bezigheid; occupatie; werkzaamheden; werkzaamheid; carrière; loopbaan; vocatie; roeping; beroepsbezigheid), (arbeid; klus; karwei; werk; werkstuk; job; corvee; taak; werklast), (arbeiden; werken)(Betrieb; Werk; Arbeit; Aufgabe; Beruf; Berufsausübung; Berufstätigkeit; Handwerk; Fach; Kunstferigkeit; fachmännisches Können; Beschäftigung; Berufsarbeit), (Gelegenheitsarbeit; Arbeit; Aufgabe; Hausarbeit), (schaffen; jobben; arbeiten)[termes liés]

(beroepsvorming; vakopleiding; beroepsopleiding; scholing)(Berufsausbildung; Ausbildung; Schulung)[termes liés]

expérience (fr)[DomaineDescription]

factotum (en)[Domaine]

precondition (en)[Domaine]

fitness, fittingness (en) - adequaatheid, deugdelijkheid, geschiktheid, toepasselijkheidAngemessenheit, Anwendbarkeit, Eignung, Eigung, Tauglichkeit[Hyper.]

make (en) - betitelen, keuren, klasseren, kwalificeren, plaatsen, qualificerenbetiteln, bezeichnen, qualifizieren, sich qualifizieren - bedingen, conditioneren, eisen, nader aanduiden, specificeren, staan, stipuleren, voorbedingenausbedingen, aushalten, genau angeben, näher bestimmen, spezifizieren, vorbehalten - aankunnen, afkunnen, berekend zijn op, goed genoeg zijn, opgewassen zijn tegen, slagenbeikommen, bewältigen, Erfolg haben, fertig werden mit, geeignet sein für, gewachsen sein, heranreichen an, schaffen[Dérivé]