» 

diccionario analógico

Eficácia, eficiênciabekwaamheid, doelmatigheid, doeltreffendheid, efficiency, efficiëntie, werkzaamheid, werzaamheid[Propriété~]

com eficiência, de forma eficiente, efectivamente, eficientemente, expeditamente/rapidamentedoelmatig, effectief, efficia ant, efficiënt, in feite, prompt, voortvarend[Adv.]

efetividade, eficácia - causar, fazer, ocasionar, produzir[Dérivé]

hard-hitting, trenchant (en) - impelling (en) - eficaz, impressionantetreffend - improvisado, sem cerimóniaongegeneerd[Similaire]

ineficaz, ineficiente, inútil, vãoineffectief, ineffektief, inefficia ant, inefficiënt, onbekwaam, ondoelmatig, ondoeltreffend, onwerkzaam, vruchteloos[Ant.]

aantrekkelijk (adj.) • doeltreffend (adj.) • efetivo (adj.) • effectief (adj.) • efficiënt (adv./adj.) • eficaz  • eficiente  • succesvol (adj.) • vistoso (adj.) • werkzaam (adj.)

-