lijntoestel, lijnvliegtuig, passagiersvliegtuig, verkeersvliegtuig - amfibievliegtuig, watervliegtuig - biplaan, dubbeldekker, tweedekker - bombardementsvliegtuig, bombardeur, bommenwerper - gevechtstoestel, gevechtsvliegtuig, jachtvliegtuig, jager - hangar queen (en) - git, jet, straaljager, straalvliegtuig - eendekker, monoplaan - multiengine airplane, multiengine plane (en) - avión propulsor, propulsor (es) - verkeersvliegtuig - hydroplaan, watervliegtuig - ski-plane (en) - tanker plane (en) - delta wing (en)[Spéc.]

accelerator, cyclotron, deeltjesversneller, elektronenversneller, gaspedaal, versneller, versnellingsmachine - noodluik, nooduitgang - romp, vliegtuigromp - achterklep, kap, kapoets, kapoetsmuts, kofferdeksel, kovel, monnikskap, motorkap, puntkap, rookverdrijver, vonkenvanger, zuurkast - landingsgestel - navigation light (en) - vaina (es) - radarkoepel - autoruit, voorruit, windscherm - draagvlak, vleugel - kajuitspoort, patrijspoort[Desc]

a popa (es) - omvaart - achterruitverwarming, ontdooier, ruitverwarmer, voorruitverwarming - hellingmeter - roll-on roll-off (en) - log, logaritme, logboek, scheepsjournaal - plaats, stek, zetel, zitplaats - kaapster, kaper, vliegtuigkaapster, vliegtuigkaper - inzitten, inzittende, motorcoureur, opvarende, passagier, passagiere, reiziger, rijder, schepeling, weggebruiker - drift (en) - drift - Ti, titaan, titanium - bombardear, chocar contra, estrellarse (es) - hunt (en)[Domaine]

kist (n.f.) • toestel (n. neu.) • vliegmachine (n.) • vliegtuig (n. neu.)