Contenido de sensagent
investigaciones anteriores en el diccionario :
computado en 0.015s
blessure — blessure, préjudice[Hyper.]
bederven, perverteren, verwennen — gâcher, gâter, ternir - aanmodderen, aanrommelen, afgaan, bederven, blameren, er een potje van maken, klungelen, klunzen, knoeien, mispeuteren, opschudden, opzetten, prutsen, rommelen, rotzooien, schutteren, stuntelen, verbroddelen, verbrodden, verbruien, vergallen, verhaspelen, verknallen, verknoeien, verknollen, verpesten, verprutsen, versjteren, verstieren, verzieken — bâcler, brocher, gâcher, mal s'y prendre, merder[Dérivé]
bederven, perverteren, verwennen — gâcher, gâter, ternir - aanmodderen, aanrommelen, afgaan, bederven, blameren, er een potje van maken, klungelen, klunzen, knoeien, mispeuteren, opschudden, opzetten, prutsen, rommelen, rotzooien, schutteren, stuntelen, verbroddelen, verbrodden, verbruien, vergallen, verhaspelen, verknallen, verknoeien, verknollen, verpesten, verprutsen, versjteren, verstieren, verzieken — bâcler, brocher, gâcher, mal s'y prendre, merder[Dérivé]
-