personne triste (fr)[Classe]

malheureux (fr)[Classe]

triste (fr)[Classe]

tristesse (fr)[Classe]

être triste (fr)[Classe]

verdrieten; bedroeven; smarten; treurig maken[Classe]

attristant (fr)[Classe]

perdre ses illusions (fr)[Classe]

désillusionner (fr)[Classe]

tristement (fr)[Classe]

saaiheid; monotonie[Classe]

bouder (fr)[Thème]

bourru (fr)[Thème]

deuil (fr)[Thème]

élégie (fr)[Thème]

(traan)[Thème]

(gewetenswroeging; zelfverwijt; gewetensangst; gewetensnood; zelfbeschuldiging; berouw; spijt)[Thème]

tragédie (théâtre) (fr)[Thème]

(doemdenken; zwartkijken; wanhopen; moedeloos worden; versagen)[Thème]

affliger (fr)[Thème]

(verdrieten; bedroeven; smarten; treurig maken), (saaiheid; monotonie)[Caract.]

(verdrieten; bedroeven; smarten; treurig maken), (saaiheid; monotonie)[termes liés]