» 

diccionario analógico

fait et circonstance (fr)[Classe...]

(proceder; actuar; obrar; operar), (procedimiento; función; funcionalidad; marcha; operatividad; funcionamiento), (acucia; apresuramiento; rapidez; prisa; apresuración; impetuosidad; precipitación; urgencia; lo inesperado; brusquedad; cualidad de repentino/súbito)(optreden; handelend optreden; handelen; te werk gaan; opereren), (werkwijze; procedure; bediening; werking), (haastigheid; spoed; haast; gauwigheid; overhaasting; bruuskheid; onverhoedsheid)[Thème]

(apurarse; darse priso; apresurarse; darse prisa; correr; corretear; escabullirse; aligerar; apresurar, meter prisa; apresurarse, aligerar, darse prisa; apresurar; salir corriendo/pitando; zafarse; ir corriendo; echar a correr), (prontitud; rapidez), (acucia; apresuramiento; rapidez; prisa; apresuración; impetuosidad; precipitación; urgencia; lo inesperado; brusquedad; cualidad de repentino/súbito)(ijlen; haast maken; jachten; zich reppen; zich haasten; opschieten; wegstuiven; opschieten!; rennen; haastig rennen; doen zinken), (radheid; rapheid), (haastigheid; spoed; haast; gauwigheid; overhaasting; bruuskheid; onverhoedsheid)[Thème]

(impaciencia), (acucia; apresuramiento; rapidez; prisa; apresuración; impetuosidad; precipitación; urgencia; lo inesperado; brusquedad; cualidad de repentino/súbito)(ongeduld), (haastigheid; spoed; haast; gauwigheid; overhaasting; bruuskheid; onverhoedsheid)[Thème]